ECLI:NL:CRVB:2013:1429

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 augustus 2013
Publicatiedatum
16 augustus 2013
Zaaknummer
11-2907 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake AOW-toeslag en verzekeringsperioden van betrokkene en echtgenote

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft de toekenning van een AOW-toeslag aan de echtgenote van betrokkene, waarbij de Sociale Verzekeringsbank (Svb) de hoogte van de toeslag heeft vastgesteld op 24% van de volledige toeslag. Betrokkene heeft hoger beroep ingesteld na de beslissing van de Svb, die op 12 december 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar heeft genomen. Betrokkene is op 24 november 2012 overleden, en zijn appellanten hebben de procedure voortgezet.

De Raad heeft in zijn uitspraak verwezen naar een tussenuitspraak van 28 september 2012, waarin de feiten zijn uiteengezet. De Svb heeft in de nieuwe beslissing op bezwaar de gebreken van een eerder besluit hersteld door aan betrokkene per 1 juli 2010 alsnog een ouderdomspensioen toe te kennen. De Svb heeft daarbij rekening gehouden met de verzekeringsperioden van betrokkene en zijn echtgenote, waarbij is vastgesteld dat er geen andere verzekeringsperioden voor de echtgenote zijn aangetoond.

De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt en dat het beroep tegen het besluit van 25 augustus 2010 gegrond moet worden verklaard. Het beroep tegen het besluit van 12 december 2012 wordt ongegrond verklaard. De Svb wordt veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan de appellanten. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
11/2907 AOW, 13/3581 AOW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 april 2011, 10/4740 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellanten] te [Woonplaats], Marokko (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
[Betrokkene](betrokkene) heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 april, 20 juli en 17 augustus 2012. Betrokkene is daarbij niet verschenen en de Svb heeft zich tijdens de eerste zitting laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens en op de volgende zittingen door
J.Y. van den Berg.
Na een tussenuitspraak van de Raad van 28 september 2012, LJN BX9051, heeft de Svb op 12 december 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Betrokkene is op 24 november 2012 overleden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2013. Appellanten zijn daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad verwijst naar zijn tussenuitspraak van 28 september 2012 voor een uiteenzetting van de feiten waarvan hij uitgaat bij zijn oordeelsvorming. Hieraan wordt het volgende toegevoegd.
2.
Bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 12 december 2012 heeft de Svb de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken die aan het besluit van 25 augustus 2010 kleefden hersteld door aan betrokkene per 1 juli 2010 alsnog een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toe te kennen ter hoogte van 8% van het volledige pensioen voor een gehuwde. Daarbij is de Svb ervan uitgegaan dat betrokkene van 1 juli 1970 tot en met 31 maart 1974 verzekerd is geweest ingevolge de AOW. Tevens heeft de Svb bij eerstgenoemd besluit aan appellant een toeslag toegekend ter hoogte van 24% van de volledige toeslag. Appellanten kunnen zich kennelijk niet met dit nadere besluit verenigen.
3.
Voorop moet worden gesteld dat betrokkene zich in de loop van deze procedure steeds op het standpunt heeft gesteld dat hij van 1970 tot in 1974 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. In de tussenuitspraak is vastgesteld dat betrokkene van de zomer van 1970 tot april 1974 in Nederland heeft gewoond en gewerkt. Met deze periode heeft de Svb in het besluit van 12 december 2012 rekening gehouden. Van overige verzekerde perioden van betrokkene is niet gebleken. Voorts heeft de Svb bij de vaststelling van de hoogte van de toegekende toeslag, op grond van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het koninkrijk der Nederlanden en het koninkrijk Marokko, het tijdvak waarin betrokkene verzekerd is geweest ingevolge de AOW ook aangemerkt als verzekerd tijdvak van zijn echtgenote, met wie hij vanaf 1969 was gehuwd. Nu niet is gesteld of gebleken dat de echtgenote van betrokkene gedurende enig ander tijdvak verzekerd is geweest ingevolge de AOW heeft de Svb, met inachtneming van het geboortejaar van de echtgenote, de hoogte van de toeslag op grond van artikel 13, tweede lid, van de AOW terecht vastgesteld op 24% van de volledige toeslag.
4.
Op grond van hetgeen in de tussenuitspraak en deze uitspraak is overwogen moet geconcludeerd worden dat de aangevallen uitspraak voor vernietiging in aanmerking komt en dat het beroep tegen het besluit van 25 augustus 2010 gegrond moet worden verklaard, met vernietiging van dat besluit. Voorts dient het beroep tegen het besluit van 12 december 2012 ongegrond verklaard te worden.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu van voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet is gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 25 augustus 2010 gegrond en vernietigt dat besluit;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 12 december 2012 ongegrond;
  • bepaalt dat de Svb aan appellanten het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van
€ 153,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries in tegenwoordigheid van I.J. Penning als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 augustus 2013.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) I.J. Penning
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH
‘s- Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

EH

DÉCISION

La Centrale Raad van Beroep (Cour d'Appel Centrale);
  • casse la décision attaquée;
  • déclare l’appel fondé contre la décision du 25 août 2010 et annule cette décision;
  • déclare non fondé l’appel contre la décision du 12 décembre 2012;
  • détermine que la SVB remboursera le droit de greffe de € 153,- pour l’appel et l’appel
ultérieur payé par les appelants.
Par conséquent, décidée par T.L. de Vries en présence de I.J. Penning en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 16 août 2013.
Les parties disposent d’un délai de six semaines à compter de la date d’envoi pour introduire un pourvoi en cassation contre cette décision devant la Cour de Cassation des Pays-Bas : Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, NL 2500 EH ’s-Gravenhage) au titre de la violation ou de la mauvaise application des dispositions concernant la notion de groupe d’assurés.