ECLI:NL:CRVB:2013:1384

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
25 juli 2013
Publicatiedatum
12 augustus 2013
Zaaknummer
12-647 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming in functie van Teamchef B en waarnemingstoelage

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van een appellant die al geruime tijd de functie van Teamchef B vervulde, maar slechts was benoemd in de functie van Teamchef A. De appellant, die sinds 16 juni 2007 feitelijk leiding gaf aan 64 medewerkers, ontving een waarnemingstoelage in plaats van een formele benoeming in de functie die hij daadwerkelijk vervulde. De korpschef van de politieregio Limburg Zuid had in een eerder besluit, dat door de rechtbank was bekrachtigd, het bezwaar van de appellant tegen de waarnemingstoelage ongegrond verklaard, met als argument dat de organisatie in afwachting was van een reorganisatie die de structuur van de politie zou veranderen.

De Raad oordeelde dat de korpschef niet had mogen volstaan met het toekennen van een waarnemingstoelage, gezien de langdurige situatie waarin de appellant al jaren de taken van Teamchef B vervulde zonder dat de reorganisatie was afgerond. De Raad benadrukte dat de belangen van de appellant bij een definitieve benoeming in de functie van Teamchef B zwaarder wogen dan de belangen van de korpschef bij de voorgenomen reorganisatie. De Raad concludeerde dat de korpschef de appellant met ingang van 1 juni 2010 had moeten benoemen in de functie van Teamchef B, en dat het toekennen van een waarnemingstoelage met terugwerkende kracht tot 1 juni 2010 aanvaardbaar was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en de korpschef werd veroordeeld in de proceskosten van de appellant, die op € 1.888,- werden vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de korpschef opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan op 25 juli 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/647 AW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van
19 december 2011, 10/1814 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], België (appellant)
de Korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid, thans de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. F.P.D. IJsendorn hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. IJsendorn. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. A.P.C.W. Tummers.

OVERWEGINGEN

1.1. Ingevolge artikel 5 van de Wet van 12 juli 2012 tot invoering van de Politiewet 2012 en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Politiewet 2012, Stb. 2012, 316) is in dit geschil de korpschef in de plaats getreden van de korpsbeheerder van de politieregio Limburg Zuid, ten name van wie het geding aanvankelijk is gevoerd. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van de korpschef, wordt daaronder in voorkomend geval (mede) de korpsbeheerder verstaan.
1.2. Appellant is bij besluit van 11 juni 2007 met ingang van 16 juni 2007 benoemd in de functie van[Functie A.] Teamchef A, schaal 9. Appellant gaf met ingang van 16 juni 2007 feitelijk leiding aan 64 medewerkers op drie complexen. Bij mutatieformulier van 8 juni 2010 heeft de leidinggevende van appellant verzocht om de toekenning van een waarnemingstoelage. Als reden hiervoor is vermeld “Tijdelijke aanpassing referentiefube”. In de toelichting onderaan het mutatieformulier is opgenomen dat een waarnemingstoelage wordt toegekend tot schaal 10, referentiefunctiebeschrijving Teamchef B (bijzondere taken) vanaf het moment van aanstelling totdat de reorganisatie binnen de Afdeling [naam afdeling]een feit is.
1.3. Bij besluit van 9 juni 2010 is vastgesteld dat appellant vanaf 16 juni 2007 tot 1 juni 2010 belast is geweest met de werkzaamheden zoals beschreven in de referentiefunctiebeschrijving Teamchef B. Voorts is bepaald dat appellant vanaf 1 juni 2010 tot aan de definitieve datum van de reorganisatie van de Afdeling [naam afdeling]belast zal blijven met het uitvoeren van de werkzaamheden zoals deze zijn beschreven in de referentiefunctiebeschrijving Teamchef B (bijzondere taken). Appellant wordt met ingang van 16 juni 2007 een waarnemingstoelage toegekend ter hoogte van het verschil tussen schaal 9 en schaal 10. De waarnemingstoelage duurt tot aan de datum van de reorganisatie van de Afdeling [naam afdeling]
2. Appellant heeft bezwaar gemaakt. Hij wil geen waarnemingstoelage ontvangen, maar benoemd worden in de functie van Teamchef B. Bij besluit van 8 oktober 2010 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 9 juni 2010 ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat als gevolg van de geplande reorganisatie het nog niet inzichtelijk is hoe de structuur van de organisatie eruit komt te zien, zodat de personele consequenties nog niet zijn in te schatten.
3.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Daarbij is overwogen dat het opdragen van waarneming een discretionaire bevoegdheid betreft en dat het korps in afwachting is van allerlei factoren, zoals de vorming van de Nationale Politie. Het toekennen van een waarnemingstoelage acht de rechtbank een alleszins aanvaardbare keuze.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Hoewel appellant per 11 juni 2007 is benoemd in de functie van Teamchef A, blijkt uit het besluit van 9 juni 2010 dat hij vanaf de datum van benoeming in de functie van Teamchef A belast is geweest met de werkzaamheden die behoren bij de functie van Teamchef B. Ter zitting is gebleken dat de situatie tot op heden ongewijzigd is. Appellant is nog steeds belast met de functie van Teamchef B en ontvangt daarvoor een waarnemingstoelage. De in het besluit genoemde reorganisatie is nooit afgerond en inmiddels ingehaald door de reorganisatie in het kader van de vorming van de Nationale Politie. Ter zitting heeft appellant verklaard dat hij ondanks het feit dat hij nooit heeft gefunctioneerd als Teamchef A niet heeft verzocht om functieonderhoud, omdat dit met klem werd afgeraden door zijn leidinggevende. Er zou namelijk een functiewaarderingsproces plaatsvinden en daar wilde appellant niet tussen komen. De functie is echter nooit opnieuw gewaardeerd. Appellant werd vervolgens via het besluit van 9 juni 2010 geconfronteerd met de toekenning van de door zijn leidinggevende aangevraagde waarnemingstoelage. Een verzoek om functieonderhoud was hierdoor niet meer mogelijk.
4.2.
De Raad is van oordeel dat het bestreden besluit, waarbij impliciet is geweigerd appellant te benoemen in de functie van Teamchef B, niet berust op een redelijke belangenafweging. Naar zijn opvatting had niet kunnen worden volstaan met het vooropstellen van de belangen van de korpschef bij de (ten tijde van de zitting van de Raad weer herziene en nog steeds niet geëffectueerde) voorgenomen reorganisatie. In tegenstelling tot hetgeen door de rechtbank is overwogen is net als in de uitspraak van de Raad van 20 oktober 1994, LJN ZB5107 in deze zaak sprake van een reeds geruime tijd bestaande situatie waarin definitieve besluitvorming over en effectuering van (gewijzigde) reorganisatieplannen alsmaar uitblijft. Onder deze omstandigheden had de korpschef de aan een onvoltooid reorganisatieproces klevende negatieve consequenties niet ten laste van appellant mogen laten komen. Het aan de (gewijzigde) reorganisatieplannen toe te kennen gewicht ten opzichte van de belangen van de individuele ambtenaar had dienen te worden gerelativeerd. De korpschef had in dit geval meer gewicht moeten toekennen aan het belang van appellant bij een definitieve benoeming in de functie van Teamleider B, onder toekenning van de daaraan verbonden bezoldiging. Daarbij is van belang dat appellant ten tijde van het bestreden besluit ruim drie jaar belast was met de functie van Teamleider B en dat onduidelijk was wanneer de voorgenomen reorganisatie zou zijn afgerond. Voorts is van belang dat ten aanzien van appellant niets naar voren is gebracht dat zich verzet tegen de plaatsing in de functie van Teamchef B, een functie die appellant thans zes jaar vervult.
4.3.
Het standpunt van de korpschef dat de opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden van Teamchef B ontbrak deelt de Raad niet. Hoewel met de korpschef kan worden gezegd dat een expliciete schriftelijke opdracht ontbrak, is niet gebleken dat appellant de werkzaamheden uit eigen beweging heeft opgepakt. Ook is niet gebleken dat appellant de werkzaamheden buiten medeweten van zijn leidinggevenden verrichtte. Daarbij is van belang dat appellant 64 medewerkers op drie locaties aanstuurde.
4.4.
Gelet op hetgeen onder 4.2 en 4.3. is overwogen is de Raad van oordeel dat appellant met ingang van 1 juni 2010 benoemd had moeten worden in de functie van Teamchef B. Nu appellant in de jaren daarvóór heeft berust in de situatie en zijn standpunt pas kenbaar heeft gemaakt na ontvangst van het besluit van 9 juni 2010 inzake de waarnemingstoelage, ziet de Raad geen aanleiding te oordelen dat benoeming in de functie van Teamchef B per 16 juni 2007 zou moeten plaatsvinden. Het met terugwerkende kracht toekennen van een waarnemingstoelage over de periode van 16 juni 2007 tot 1 juni 2010 is een aanvaardbare keuze.
4.5.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep slaagt en dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit moeten worden vernietigd.
5.
Er is aanleiding om de korpschef te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. Deze vergoeding wordt vastgesteld op € 1.888,- aan kosten van rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • vernietigt de aangevallen uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit van 8 oktober 2010 gegrond en vernietigt dit
besluit met uitzondering van de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de toekenning
van een waarnemingstoelage over de periode van 16 juni 2007 tot 1 juni 2010;
- bepaalt dat de korpschef een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in
deze uitspraak onder de nummers 4.2, 4.3 en 4.4 is overwogen;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van appellant tot een bedrag € 1.888,-.
  • bepaalt dat de korpschef aan appellant het door hem in beroep en hoger beroep betaalde
griffierecht van in totaal € 377,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 juli 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) B. Rikhof

HD