ECLI:NL:CRVB:2013:1286
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding in het kader van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg, waarin het bezwaar van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland niet-ontvankelijk werd verklaard wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding. Appellant ontving bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) en had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 2 juni 2010, waarbij zijn bijstandsrecht werd herzien. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
Appellant stelde dat hij op 7 juli 2010 was uitgenodigd voor een gesprek over het besluit van 2 juni 2010, en dat hij na dit gesprek rechtshulp had ingeroepen. Hij meende dat hij erop mocht vertrouwen dat hij na afloop van de bezwaartermijn nog bezwaar kon maken. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat de uitnodiging voor het gesprek geen verschoonbare reden voor de termijnoverschrijding vormde. De Raad benadrukte dat een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen kan slagen als er uitdrukkelijke toezeggingen zijn gedaan door een bevoegd orgaan, wat in dit geval niet aan de orde was.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellant ongegrond. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 augustus 2013.