ECLI:NL:CRVB:2013:1276
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toelating tot de vrijwillige AOW-verzekering wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die op 14 oktober 1997 als vluchteling naar Nederland kwam, had op 18 januari 2011 een aanvraag ingediend voor toelating tot de vrijwillige verzekering voor de Algemene Ouderdomswet (AOW). Deze aanvraag werd afgewezen omdat deze ruim na het verstrijken van de aanvraagtermijn was ingediend. De rechtbank had het beroep van de appellant gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) in stand gelaten, wat betekent dat de appellant niet werd toegelaten tot de vrijwillige AOW-verzekering.
De Raad oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De verklaring van de psychiater, die stelde dat de appellant in zeer beperkte mate zelfredzaam was, werd als onvoldoende beschouwd om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat onbekendheid met de wet- en regelgeving geen grond oplevert voor het aannemen van een bijzonder geval. De appellant had in de periode van 1997 tot 2011 op verschillende maatschappelijke gebieden kunnen functioneren, wat de stelling dat hij door psychische klachten niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen, ondermijnt.
De Raad concludeerde dat er geen sprake was van vergelijkbare gevallen die de appellant in een andere positie zouden plaatsen dan de heer [S.], die wel was toegelaten tot de vrijwillige verzekering. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen.