Uitspraak
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 20 mei 2009 in stand blijven;
- bepaalt dat de Svb aan betrokkene het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een aanvraag voor kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De appellante, die vanuit het Verenigd Koninkrijk naar Nederland was teruggekeerd, had op 15 september 2010 kinderbijslag aangevraagd voor haar kind, geboren in 1999. De Svb had de aanvraag afgewezen voor de periode van het derde kwartaal van 2009 tot en met het derde kwartaal van 2010, omdat appellante op de peildata niet als ingezetene werd aangemerkt. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de Svb een onjuiste maatstaf had aangelegd bij de beoordeling van het ingezetenschap. De Raad concludeerde dat appellante op de peildata geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had en dat zij terecht niet als ingezetene was aangemerkt. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigende besluit in stand. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante, begroot op € 1888,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Svb om bij de beoordeling van ingezetenschap rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager, in plaats van louter juridische of economische criteria toe te passen.