ECLI:NL:CRVB:2013:1250

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 augustus 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
12-1215 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Kooper
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake afwijzing functie medewerker administratieve ondersteuning bij de Dienst Terugkeer en Vertrek

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, waarin zijn beroep tegen de afwijzing voor de functie van medewerker administratieve ondersteuning bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) ongegrond werd verklaard. Appellant, die eerder de functie van medewerker falsificaten bij de Koninklijke Marechaussee bekleedde, had gesolliciteerd naar de functie bij DT&V, maar werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister van Defensie in redelijkheid kon besluiten om appellant met ingang van 1 september 2011 eervol ontslag te verlenen wegens het bereiken van de ontslagleeftijd van 56 jaar en drie maanden. Appellant had geen verzoek ingediend om na te dienen na zijn ontslag, wat volgens de minister een reden was om hem niet toe te laten tot de functie waarvoor hij had gesolliciteerd.

Tijdens de zitting bij de Centrale Raad van Beroep werd duidelijk dat de bereidheid van appellant om na te dienen specifiek was gekoppeld aan de functie waarvoor hij had gesolliciteerd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van appellant voor de functie in rechte standhoudt. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor de door appellant gevraagde schadevergoeding en wees dit verzoek af. De uitspraak werd openbaar gedaan op 1 augustus 2013.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/1215 MAW
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 januari 2012, 11/7146 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft L.C. van der Hulst hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft gevoegd met de zaken 11/2112 MAW en 12/5268 MAW plaatsgevonden op 30 mei 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. P.M. Groenhart. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Ju.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst.

OVERWEGINGEN

1.1. Aan appellant is met ingang van 1 november 2006 de functie toegewezen van medewerker falsificaten bij de brigade Recherche en Informatie van het[naam district] van de Koninklijke Marechaussee (KMar).
1.2. Appellant heeft gesolliciteerd naar de functie van medewerker administratieve ondersteuning bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van (thans) het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Bij besluit van 18 maart 2010, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 1 oktober 2010, is appellant afgewezen voor deze functie. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft het beroep tegen laatstgenoemd besluit bij uitspraak van 23 februari 2011, 10/7994, ongegrond verklaard. Bij uitspraak van heden, nummer 11/2112 MAW, heeft de Raad deze uitspraak van de rechtbank bevestigd.
1.3. Bij besluit van 21 maart 2011, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 21 juli 2011 (bestreden besluit), heeft de minister aan appellant met toepassing van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 39a, aanhef en onder e, sub 5, van het Algemeen militair ambtenarenreglement met ingang van 1 september 2011 leeftijdsontslag verleend. Ingevolge deze bepalingen kan aan een ambtenaar zoals appellant ontslag worden verleend wegens het bereiken van de leeftijd van 56 jaar en drie maanden. Op grond van het door de minister gevoerde beleid is het mogelijk om militairen in beginsel op verzoek te laten dienen na de ontslagdatum. Niet gebleken is echter dat appellant een verzoek heeft ingediend om te mogen nadienen, aldus de minister.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De minister heeft in redelijkheid kunnen besluiten om appellant met ingang van 1 september 2011 eervol ontslag te verlenen wegens het bereiken van de ontslagleeftijd van 56 jaar en drie maanden. Nu appellant daartoe geen verzoek heeft ingediend, was de minister niet gehouden appellant te laten nadienen. De minister heeft ook in de door appellant op het sollicitatieformulier uitgesproken bereidheid om na te dienen geen reden hoeven zien om anders te beslissen, aldus de rechtbank.
3.
Appellant heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de minister, nu appellant geen verzoek tot nadienen had ingediend, niet was gehouden om appellant te laten nadienen.
4.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ter zitting van de Raad is duidelijk geworden dat de bereidheid van appellant om na te dienen specifiek was gekoppeld aan de door hem beoogde toewijzing van de functie van medewerker administratieve ondersteuning bij de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) van (thans) het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Appellant heeft, los van de vraag of hij een (formeel) verzoek heeft ingediend, uitdrukkelijk niet beoogd om op enige andere functie na te dienen. Het onderhavige hoger beroep bouwt onder deze omstandigheden geheel voort op het in rechtsoverweging 1.2 vermelde hoger beroep in zaak 11/2112 MAW.
4.2.
Zoals onder 1.2 is overwogen, houdt de afwijzing van appellant voor de door hem beoogde functie in rechte stand. Dit betekent dat ook het onderhavige hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5.
Gelet op dit oordeel is er geen ruimte voor de door appellant gevraagde veroordeling van de minister tot vergoeding van schade. Het daartoe strekkende verzoek zal worden afgewezen.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door R. Kooper, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2013.
(getekend) R. Kooper
(getekend) S.K. Dekker
ew