In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vernietiging van een voorwaardelijk strafontslag van een politieambtenaar. De zaak betreft de Korpsbeheerder van de politieregio Haaglanden, thans de Korpschef van politie, als appellant en een politieambtenaar als betrokkene. De rechtbank had eerder het voorwaardelijk strafontslag van de betrokkene vernietigd, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank dit ten onrechte heeft gedaan. De Raad stelt vast dat er geen feiten of omstandigheden zijn die het gepleegde plichtsverzuim van de betrokkene niet toerekenbaar maken. De Raad overweegt dat de appellant bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen, gezien de aard en ernst van de verweten gedragingen. De betrokkene had zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door onvoldoende afstand te houden in zijn contacten met een wijkbewoonster, wat leidde tot een vertrouwensbreuk. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de appellant ongegrond, waardoor het voorwaardelijk strafontslag in stand blijft. De Raad benadrukt het belang van integriteit en onafhankelijkheid van politieambtenaren en concludeert dat de opgelegde straf niet onevenredig is.