ECLI:NL:CRVB:2013:1232

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
12-3878 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank inzake kinderbijslag

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen besluiten van de Sociale verzekeringsbank (Svb) van 12 april en 12 mei 2011. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de herziening van zijn recht op kinderbijslag en de terugvordering van teveel betaalde kinderbijslag, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De Raad oordeelt dat de Svb de besluiten op de juiste wijze heeft bekendgemaakt, aangezien deze naar het adres van appellant in Nederland zijn verzonden, waar hij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven. Appellant had weliswaar aangegeven langere tijd in Turkije te verblijven, maar had niet expliciet verzocht om post naar dat adres te sturen. De bezwaartermijnen waren inmiddels verstreken, en de Raad kon geen redenen vinden om de overschrijding van de termijn verschoonbaar te achten. De uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep ongegrond had verklaard, werd door de Raad bevestigd. De Raad concludeert dat appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
12/3878 AKW
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
21 juni 2012, 12/166 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te[woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S.T.C. Rebergen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2013. Namens appellant is verschenen mr. E. Osinga. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.

OVERWEGINGEN

1.1. Aan appellant zijn op 12 april 2011 en op 12 mei 2011 door de Svb besluiten gezonden. Het eerste betrof de herziening met terugwerkende kracht van zijn recht op kinderbijslag, terwijl het tweede betrof het besluit tot terugvordering van de teveel betaalde kinderbijslag, alsmede een besluit tot opleggen van een boete.
1.2. Bij besluit van 16 december 2011 is het bezwaar tegen beide besluiten niet-ontvankelijk verklaard wegens niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3.
In hoger beroep heeft appellant herhaald dat de besluiten van 12 april 2011 en 12 mei 2011 niet juist zijn bekendgemaakt, nu de Svb wist of kon weten dat hij niet in Nederland was, maar in Turkije. De besluiten hadden in ieder geval ook naar het bij de Svb bekende adres in Turkije gezonden moeten worden.
4.1.
De Raad kan appellant hierin niet volgen. Niet in geding is dat de Svb de besluiten naar het adres van appellant in Nederland waar hij in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven, heeft gezonden. De besluiten zijn derhalve op de juiste wijze bekend gemaakt. De bezwaartermijnen liepen af op respectievelijk 24 mei 2011 en 23 juni 2011. Het eerste contact tussen appellant en de Svb waarin de besluiten ter sprake zijn gekomen is een bezoek van appellant aan de Svb vestiging in Nijmegen op 19 juli 2011. Een schriftelijk bezwaarschrift is bij de Svb ontvangen op 5 augustus 2011. De bezwaartermijn tegen beide besluiten was toen reeds verstreken.
4.2.
Appellant heeft eerder tijdens twee verschillende bezoeken aan de vestiging Nijmegen gemeld om persoonlijke redenen geruime tijd in Turkije te zullen verblijven. Hij heeft niet expliciet verzocht de post naar Turkije te zenden. Tijdens het, voor dit geding van belang zijnde, laatste bezoek van 3 februari 2011 heeft hij gemeld voor enkele maanden naar Turkije te gaan, maar zijn woning in Nederland nog aangehouden te hebben en nog in Nederland te wonen.
4.3.
Indien iemand voor langere tijd naar het buitenland gaat ligt het op zijn weg een regeling te treffen voor de postverzorging. Hoewel de Svb bij een eerder verblijf van appellant in Turkije van belang zijnde brieven naar het adres van appellant in Turkije heeft gezonden, mocht hij er niet zonder meer vanuit gaan dat de Svb dat ook na 3 februari 2011 zou doen. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van de zitting bij de rechtbank dat appellant genoemde besluiten in mei 2011 bij terugkeer in Nederland heeft gevonden. Onduidelijk is waarom appellant tot 19 juli 2011 heeft gewacht alvorens contact te zoeken met de Svb.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 kan de Raad geen andere conclusie trekken dan dat appellant niet tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de besluiten van 12 april 2011 en 12 mei 2011, terwijl er geen redenen zijn deze overschrijding verschoonbaar te achten. De Raad zal dan ook de aangevallen uitspraak bevestigen.
5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon als voorzitter en E.E.V. Lenos en K. Wentholt als leden, in tegenwoordigheid van D. Heeremans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013.
(getekend) H.J. Simon
(getekend) D. Heeremans

JL