ECLI:NL:CRVB:2013:1061

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 juli 2013
Publicatiedatum
18 juli 2013
Zaaknummer
11-7160 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Wolleswinkel
  • K.J. Kraan
  • A.A.M. Mollee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van ambtenaar wegens gewichtige redenen na aantreffen van pornografisch materiaal op dienstlaptop

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Groningen. De appellant, A. te B., was sinds 1 augustus 2000 in dienst bij een onderwijsinstelling als hoofdconciërge. In augustus 2009 werd op zijn dienstlaptop kinderporno aangetroffen, wat leidde tot zijn vrijstelling van werkzaamheden met behoud van salaris. Het bestuur van de onderwijsinstelling verleende op 22 september 2010 ontslag aan de appellant wegens gewichtige redenen, na een procedure waarin de appellant zijn zienswijze had gegeven. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen dit ontslag ongegrond.

In hoger beroep betoogde de appellant dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat eerdere voorvallen, die door het bestuur waren meegewogen, relevant waren voor de beslissing. De Raad oordeelde dat het bestuur in redelijkheid kon concluderen dat er sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk, mede gezien de aard van de voorvallen en het feit dat de appellant zich onvoldoende bewust was van zijn verantwoordelijkheden als ambtenaar. De Raad benadrukte dat van een ambtenaar verwacht mag worden dat hij zich houdt aan de gebruiksregels van de dienstlaptop, ook zonder exacte kennis van deze regels.

De Raad concludeerde dat het bestuur voldoende aannemelijk had gemaakt dat de appellant zich onverantwoordelijk had gedragen door pornografisch materiaal op zijn dienstlaptop te bekijken en dat dit een gewichtige reden voor ontslag vormde. Het hoger beroep van de appellant werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen schadevergoeding toegekend en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/7160 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van
31 oktober 2011, 11/219 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
het college van bestuur van het[naam college] (bestuur)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader geschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2013. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. M. Arends, advocaat. Het bestuur is vertegenwoordigd door
mr. drs. G.J. Heussen, advocaat, en drs. C.H.P. Vreugdenhil.

OVERWEGINGEN

1.
Voor een meer uitgebreide weergave van de van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1.
Appellant was sinds 1 augustus 2000 in dienst bij het [naam college], laatstelijk als hoofdconciërge. In augustus 2009 heeft appellant zijn dienstlaptop bij de helpdesk van de school ingeleverd in verband met een storing. Op de laptop is kinderporno aangetroffen. Hangende het onderzoek daarnaar is appellant met behoud van zijn salaris vrijgesteld van werkzaamheden.
1.2.
Nadat het bestuur het voornemen daartoe kenbaar had gemaakt, waarop appellant schriftelijk zijn zienswijze heeft gegeven, heeft het bestuur appellant bij besluit van
22 september 2010, aangevuld bij brief van 18 oktober 2010, op grond van artikel 9b3, onder 1, van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het voortgezet onderwijs met ingang van
1 oktober 2010 ontslag verleend wegens gewichtige redenen.
1.3.
Op 23 november 2010 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank Assen appellant vrijgesproken van het in bezit hebben van kinderporno. Deze uitspraak is thans onherroepelijk.
2.
Het tegen het ontslagbesluit gemaakte bezwaar is bij beslissing op bezwaar van 7 januari 2011 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
3.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
4.1.
In hoger beroep heeft appellant betoogd, dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat:
  • voorvallen voorafgaand aan de laptopkwestie door het bestuur mochten worden meegewogen;
  • de bevindingen en rapportage van de afdeling ICT van de school een rol mochten spelen bij de beslissing op bezwaar;
  • het bestuur niet de verwachting bij appellant heeft gewekt dat hij mocht terugkeren op school, als hij door de strafrechter vrijgesproken zou worden;
  • appellant zich van de regels omtrent het gebruik van de laptop had dienen te vergewissen;
  • onomstreden vaststaat dat door toedoen van appellant kinderporno op de laptop is terechtgekomen;
  • het bestuur in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat sprake is van een onherstelbare vertrouwensbreuk.
4.2.
Het bestuur heeft gemotiveerd verweer gevoerd, en bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Niet valt in te zien, waarom eerdere voorvallen waarop betrokkene door het bestuur was aangesproken, geen rol zouden mogen spelen bij de conclusie dat na de zogenoemde laptopkwestie sprake was van een onherstelbare vertrouwensbreuk. Daargelaten of deze laptopkwestie niet op zichzelf al voldoende grond gaf om van een onherstelbare vertrouwensbreuk te spreken, kan worden vastgesteld, dat deze eerdere voorvallen al lieten zien, dat appellant in zijn relatie met leerlingen niet altijd voldoende afstand wist te houden en zich daarbij blijkbaar onvoldoende bewust was van de verantwoordelijkheid die hij op grond van zijn functie had tegenover de leerlingen en de school. Het vertrouwen in appellant was door deze voorvallen reeds aangetast. Dat de schoolleiding appellant op de voorvallen heeft aangesproken en dat naar aanleiding daarvan afspraken zijn gemaakt waaraan appelant zich heeft gehouden, brengt nog niet mee dat het bestuur deze voorvallen, juist ook gelet op de aard daarvan, niet bij zijn oordeelsvorming over de ernst van de laptopkwestie mocht betrekken.
5.2.
De stelling dat het bestuur voor de onderbouwing van de beslissing op bezwaar ten onrechte een schriftelijke verklaring van de afdeling ICT van de school heeft gebruikt, die pas na de hoorzitting is ingediend en waarop appellant niet heeft kunnen reageren, kan niet worden gevolgd. De bezwaaradviescommissie, waarvan het advies in het bestreden besluit is gevolgd, heeft deze verklaring niet betrokken bij haar advisering, omdat het stuk niet voldeed aan het in artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereiste, dat het van aanmerkelijk belang was voor de te nemen beslissing. De Raad deelt verder het oordeel van de commissie: het desbetreffende advies is in wezen een herhaling van hetgeen blijkens gespreksverslagen van 24 en 25 augustus 2009 kort na de ontdekking van de porno op de dienstlaptop door de desbetreffende ICT medewerker al naar voren is gebracht. Kort gezegd gaat het erom, dat op de laptop 185 bestanden zijn gevonden in de map “incomplete”, dat deze map automatisch wordt aangemaakt door het download programma Limewire waarmee muziek en fims gedownload kunnen worden, dat de bestanden titels hebben die verwijzen naar pornografische fims, en dat de gebruiker actief handelingen moet verrichten om dit soort bestanden op een laptop te krijgen. De Raad stelt vast dat appellant na deze gesprekken ruim de gelegenheid gehad om tegenbewijs te leveren tegen de verklaring van de ICT afdeling, maar dat hij daar niet in is geslaagd.
5.3.
Appellant heeft geen onderbouwing aangedragen voor zijn stelling dat het bestuur bij hem de - rechtens te honoreren - verwachting heeft gewekt dat hij in geval van vrijspraak door de strafrechter zou kunnen terugkeren naar school. Daarbij wordt nog opgemerkt dat aan het gegeven dat de strafrechter heeft geoordeeld dat (opzettelijk) bezit van kinderporno in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht niet bewezen is, in het bestuursrecht geen beslissende betekenis toekomt. Voor het strafrechtelijk bewijs gelden immers andere, striktere bewijsregels dan voor het bestuursrecht; bovendien heeft het bestuur appellant niet in strafrechtelijke zin bezit van kinderporno verweten, maar het onverantwoordelijk handelen met betrekking tot het bekijken en downloaden van (kinder)porno op zijn dienstlaptop.
5.4.
Met de rechtbank wordt geoordeeld, dat het beroep van appellant op zijn onbekendheid met de regels voor het gebruik van de dienstlaptop niet opgaat. De Raad merkt daarbij op, dat zeker van een ambtenaar in de positie van appellant zonder meer verwacht mag worden, dat hij zich - ook zonder exacte kennis van de gebruiksregels - ervan bewust is dat het hem verweten gebruik van de dienstlaptop in strijd is met wat een goed ambtenaar betaamt en dat dit tot een vertrouwensbreuk kan leiden.
5.5.
Wat betreft het al dan niet terecht aannemen van een onherstelbare vertrouwensbreuk wordt het volgende overwogen. Het bestuur heeft appellant verweten dat onder zijn verantwoordelijkheid pornografisch beeldmateriaal, waaronder ook een groot aantal kinderpornografische bestanden, op zijn dienstlaptop is terechtgekomen. Ongeacht de uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek heeft het bestuur geoordeeld dat appellant, gelet op al hetgeen is voorgevallen, in het belang van een veilig schoolklimaat niet langer op de school - die voornamelijk door minderjarige leerlingen wordt bezocht - werkzaam kon zijn. Appellant heeft erkend dat hij enige malen naar porno heeft gekeken op de laptop, en dat daarbij ook wel eens per ongeluk kinderporno te zien is geweest. Hij heeft echter ontkend dat (althans recent) van bewust downloaden sprake is geweest. Het voorgevallene rechtvaardigt naar zijn mening geen ontslag. Naar het oordeel van de Raad heeft het bestuur voldoende aannemelijk gemaakt, dat van een volstrekt toevallige “bijvangst” van kinderporno geen sprake kan zijn geweest. De grote hoeveelheid bestanden en het feit dat bij het downloaden is gebruik gemaakt van een computerprogramma, waar de bestanden afzonderlijk moeten worden aangeklikt om ze te kunnen bekijken, sluiten zo’n toevalsfactor uit. Ook al is appellant zich wellicht niet (steeds) bewust geweest van het feit dat hiermee daadwerkelijk kinderporno werd gedownload op de laptop, dan heeft hij zich in ieder geval door zijn dienstlaptop te gebruiken voor het bekijken van (kinder)porno zo onverantwoordelijk gedragen, dat het bestuur met recht heeft kunnen concluderen, dat van een onherstelbare vertrouwensbreuk sprake was, die een gewichtige reden vormde voor ontslag.
6.
Uit het voorgaande volgt, dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. Voor toekenning van schadevergoeding, zoals door appellant gevraagd, bestaat geen grond.
7.
Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • bevestigt de aangevallen uitspraak;
  • wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door J.Th. Wolleswinkel als voorzitter en K.J. Kraan en
A.A.M. Mollee als leden, in tegenwoordigheid van B. Rikhof als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2013.
(getekend) J.Th. Wolleswinkel
(getekend) B. Rikhof

EH