ECLI:NL:CRVB:2012:BY6592
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens overschrijding griffierecht termijn
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De zaak betreft de betaling van het griffierecht, dat door appellante te laat was voldaan. De appellante, een alleenstaande bijstandsmoeder, had psychische klachten en was kort voor de deadline voor de betaling van het griffierecht opgenomen in het ziekenhuis. Ondanks haar omstandigheden, oordeelde de Raad dat de overschrijding van de termijn voor de betaling van het griffierecht niet verontschuldigbaar was. De Raad benadrukte dat het belang van appellante bij een inhoudelijke behandeling van het hoger beroep geen rol mocht spelen bij de beoordeling van de ontvankelijkheid. De Raad verklaarde dat indien er sprake is van een niet-verontschuldigbare overschrijding van de termijn, zij wettelijk verplicht is om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak volgde op een eerdere beslissing van 16 oktober 2012, waarin het hoger beroep van appellante al niet-ontvankelijk was verklaard. Tijdens de zitting van 13 december 2012, waar appellante en haar vader aanwezig waren, werd duidelijk dat het griffierecht pas na de deadline was bijgeschreven op de rekening van de Raad. De vader van appellante verklaarde dat het college bijzondere bijstand had verleend voor het griffierecht, maar dat appellante was vergeten het bedrag over te maken. De Raad concludeerde dat de door appellante en haar vader aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om het verzuim niet aan appellante tegen te werpen. Uiteindelijk werd het verzet ongegrond verklaard en werd het te laat betaalde griffierecht aan appellante terugbetaald, zonder veroordeling in proceskosten.