ECLI:NL:CRVB:2012:BY6393
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buitenlandbijdrage Zorgverzekeringswet en de gevolgen van emigratie voor zorgverzekeringsplicht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die sinds maart 2007 in Ierland woont, ontving een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. Het College voor zorgverzekeringen (Cvz) had appellant als verdragsgerechtigde aangemerkt en hem een buitenlandbijdrage opgelegd op basis van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De hoogte van deze bijdrage was vastgesteld op € 2.034,49, maar appellant was van mening dat hij onterecht met deze rekening werd geconfronteerd, aangezien hij dacht vrij te zijn in de keuze van zijn ziektekostenverzekering.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv geen buitenlandbijdrage op de uitkering van appellant in mindering heeft gebracht en dat de hoogte van de buitenlandbijdrage door Cvz niet is bestreden. Appellant had in zijn correspondentie met Cvz en het Uwv de indruk gekregen dat hij geen bijdrage verschuldigd was, maar de Raad oordeelde dat hij zelf verantwoordelijk was voor het verifiëren van zijn verplichtingen na zijn emigratie. De Raad benadrukte dat de woonlandfactor, die de hoogte van de buitenlandbijdrage bepaalt, geen overduidelijke onevenredigheid vertoont en dat er geen strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen. De Raad heeft appellant erop gewezen dat zijn verzoek om een betalingsregeling met Cvz geen onderdeel uitmaakt van het geschil in hoger beroep. De uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema, met M.R. Schuurman als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.