ECLI:NL:CRVB:2012:BY6085

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7128 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, A. te B., had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) dat haar mededeelde dat zij verdragsgerechtigde was en een bijdrage verschuldigd was voor medische zorg in haar woonland. De rechtbank had het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat zij de beroepstermijn had overschreden. De wettelijke termijn van zes weken voor het instellen van beroep was verstreken, en de rechtbank oordeelde dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was. Appellante had aangevoerd dat zij door een zware hartoperatie in het ziekenhuis verbleef en daardoor niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te dienen. De rechtbank vond echter dat appellante niet voldoende had onderbouwd dat zij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen of hulp van een derde in te schakelen.

In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt en overhandigde zij medische gegevens ter ondersteuning van haar claim. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Raad stelde vast dat de wettelijke termijn voor het indienen van het beroepschrift was begonnen op 11 januari 2011 en geëindigd op 21 februari 2011. De Raad concludeerde dat appellante niet had aangetoond dat zij gedurende deze periode volledig buiten staat was om een beroepschrift in te dienen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

11/7128 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2011, 11/1454 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellante)
College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak: 12 december 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 september 2012 heeft de Raad appellante verzocht een toelichting te geven op de redenen voor overschrijding van de beroepstermijn. Bij brief van 25 september 2012 heeft appellante aan dit verzoek voldaan.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2012. Appellante is, zoals aangekondigd, niet verschenen. Cvz heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Mulder.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 21 juni 2010 heeft Cvz appellante medegedeeld dat zij verdragsgerechtigde is, recht heeft op medische zorg in haar woonland ten laste van Nederland, dat zij op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) daarvoor een bijdrage verschuldigd is en dat deze bijdrage wordt ingehouden op haar ouderdomspensioen.
1.2. Bij besluit van 10 januari 2011 (bestreden besluit) heeft het Cvz het bezwaar tegen het besluit van 21 juni 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft daartoe vastgesteld dat appellante na het einde van de beroepstermijn bij brief van 2 maart 2011 beroep heeft ingesteld. Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat appellante ter toelichting op de reden voor de overschrijding van de beroepstermijn heeft aangevoerd dat zij het beroepschrift niet tijdig heeft kunnen indienen, omdat zij in verband met een zware hartoperatie in het ziekenhuis verbleef. De rechtbank heeft geen reden gezien om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten, omdat appellante niet met stukken heeft onderbouwd dat zij in verband met genoemde operatie gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om tijdig een beroepschrift in te (laten) dienen.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat zij in verband met een hartoperatie in het ziekenhuis heeft verbleven in de periode van 13 december 2010 tot 18 januari 2011. Vervolgens heeft zij in een revalidatiekliniek verbleven in de periode van 4 februari 2011 tot 4 maart 2011. De op het verblijf in het ziekenhuis en de revalidatiekliniek betrekking hebbende stukken heeft appellante overgelegd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat de wettelijke termijn van zes weken voor het instellen van beroep ten tijde van de indiening van het beroepschrift was verstreken. Deze termijn is begonnen op 11 januari 2011 en is geëindigd op 21 februari 2011.
4.2. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat betrokkene in verzuim is geweest.
4.3. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Uit de door appellante gegeven toelichting en de door haar overgelegde medische gegevens blijkt niet dat appellante ten gevolge van haar medische toestand gedurende de gehele beroepstermijn volledig buiten staat is geweest om een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te dienen, dan wel daartoe de hulp van een derde in te schakelen.
4.4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door H.C.P. Venema als voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2012.
(getekend) H.C.P. Venema
(getekend) R. Scheffer