ECLI:NL:CRVB:2012:BY6083
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de buitenlandbijdrage door het College voor zorgverzekeringen
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die zijn beroep tegen het besluit van het College voor zorgverzekeringen (Cvz) ongegrond had verklaard. Het geschil betreft de definitieve jaarafrekening van de buitenlandbijdrage over het jaar 2006, vastgesteld op € 1.220,87. Appellant, die sinds 2000 op Cyprus woont en een pensioen ontvangt uit Nederland, betwist de heffing van de buitenlandbijdrage over het gehele jaar 2006. Hij stelt dat hij tot november 2006 niet ingeschreven stond als verzekerde in Cyprus en daardoor geen gebruik kon maken van medische zorg in dat land.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de omstandigheid dat appellant pas in november 2006 ingeschreven staat als verzekerde in Cyprus, niet kan leiden tot een andere conclusie over de ingangsdatum van de heffing van de buitenlandbijdrage. De Raad verwijst naar de Europese regelgeving, met name de Verordening (EEG) nr. 1408/71, die bepaalt dat de verplichting tot bijdragebetaling inherent is aan de solidariteitsbeginselen van de nationale socialezekerheidsstelsels. De Raad concludeert dat het besluit van Cvz om de buitenlandbijdrage voor het gehele jaar 2006 vast te stellen, in rechte stand houdt.
De uitspraak van de Raad bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt appellant de mogelijkheid om het Ministry of Health te verzoeken om vergoeding van medische kosten die voor november 2006 zijn gemaakt, nu hij met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 is ingeschreven. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.