ECLI:NL:CRVB:2012:BY5565

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/2461 WWB + 12/2462 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstand en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens taalgebruik

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Almelo. De zaak betreft de intrekking van bijstand aan betrokkenen door het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, omdat het bezwaarschrift tegen deze intrekking niet in de Nederlandse taal was gesteld. De rechtbank had het bezwaar van betrokkenen gegrond verklaard, omdat een vertaling van het bezwaarschrift niet noodzakelijk was voor een goede behandeling. Het college ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad overweegt dat het bepaalde in artikel 6:5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet meebrengt dat een in een vreemde taal gesteld bezwaarschrift zonder meer kan worden geweigerd. De noodzaak van een vertaling moet in elke zaak afzonderlijk worden beoordeeld, afhankelijk van de omstandigheden, zoals de complexiteit van de zaak en de eenvoud van de gebruikte vreemde taal. In dit geval was de aard van het geschil voor het college duidelijk en was de gebruikte Duitse taal niet complex. De Raad concludeert dat het college betrokkenen had moeten uitnodigen voor een hoorzitting om hun bezwaar toe te lichten.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van het college niet slaagt. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van betrokkenen, die zijn begroot op € 948,--, en wordt een griffierecht van € 466,-- opgelegd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de noodzaak van vertalingen in bestuursrechtelijke procedures, waarbij de specifieke omstandigheden van de zaak in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

12/2461 WWB, 12/2462 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 28 maart 2012, 11/1111 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (appellant)
[A. en B. te C. ] (betrokkenen)
Datum uitspraak: 4 december 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkenen heeft mr. P. Gerritsen, advocaat, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door M.J. Nieuwland. Betrokkenen zijn verschenen, bijgestaan door mr. Gerritsen.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 12 juli 2011 heeft appellant met ingang van 15 juni 2011 de bijstand van betrokkenen op grond van de Wet werk en bijstand beëindigd (lees: ingetrokken) op de grond dat betrokkenen de informatieverplichting niet zijn nagekomen.
1.2. Betrokkenen hebben op 7 augustus 2011 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 juli 2011. Deze brief is in het Duits gesteld.
1.3. Bij brief van 11 augustus 2011 heeft appellant betrokkenen meegedeeld dat hun bezwaarschrift niet aan de door de wet gestelde eisen voldoet omdat het niet in de Nederlandse taal is gesteld. Appellant heeft betrokkenen bij die brief in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen twee weken te herstellen. Betrokkenen hebben van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
1.4. Bij besluit van 20 september 2011 (bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkenen tegen het besluit van 12 juli 2011 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het niet in de Nederlandse taal is gesteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkenen tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van betrokkenen te nemen. De rechtbank ziet niet in dat vertaling van het bezwaarschrift van betrokkenen noodzakelijk is voor een goede behandeling van het bezwaar, nu het handgeschreven bezwaarschrift niet onleesbaar is en geen hoog wetenschappelijk gehalte heeft. Gelet op het ontbreken van complexiteit is niet aannemelijk dat appellant, enkel vanwege het ontbreken van een vertaling, niet zou begrijpen waar het bezwaarschrift in de kern om draait, temeer nu bij appellant ambtenaren werkzaam zijn die de Duitse taal machtig zijn.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij doet een beroep op artikel 2:6, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Appellant kiest om met burgers te communiceren in het Nederlands. Van ambtenaren kan niet worden verwacht dat zij een vreemde taal beheersen. Appellant maakt daarbij geen onderscheid tussen talen. In beginsel wordt altijd om een vertaling verzocht bij documenten, gesteld in een vreemde taal, die een meer officiële status hebben, zoals schriftelijke verklaringen en bezwaarschriften. Ter zitting heeft appellant toegelicht dat hij geen vaststaand beleid heeft op dit punt. De behandelend ambtenaar beoordeelt of een vertaling wel of niet noodzakelijk is. De ambtenaar die het bezwaarschrift behandelde is de Duitse taal nauwelijks machtig. Appellant betoogt voorts dat het criterium ‘geen hoog wetenschappelijk gehalte’ een subjectieve beoordeling is en onduidelijk is waarop dit is gebaseerd. Van betrokkene [A.] mag verwacht worden dat hij de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerst, nu hij Nederlander van geboorte is.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Ingevolge artikel 6:5, derde lid, van de Awb dient de indiener van een bezwaar- of beroepschrift dat in een vreemde taal is gesteld, zorg te dragen voor een vertaling indien een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is. Ingevolge artikel 6:6, aanhef en onder a, van de Awb kan het bezwaar of beroep niet-ontvankelijk worden verklaard indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep.
4.2. Het bepaalde in artikel 6:5, derde lid, van de Awb brengt niet mee dat een in een vreemde taal gesteld bezwaarschrift zonder meer om deze reden kan worden geweigerd. Van belang is of vertaling voor een goede behandeling ervan noodzakelijk is. Zie de uitspraak van de Raad van 27 juni 2012, LJN BX1183. Of een vertaling noodzakelijk is voor een goede behandeling van een bezwaarschrift, dient in elke zaak afzonderlijk beoordeeld te worden en is afhankelijk van de omstandigheden van de zaak, waaronder de complexiteit daarvan en de eenvoud van het gebruik van die vreemde taal. Daarbij is ruimte voor interpretatie en sprake van een glijdende schaal.
4.3. De behandelende ambtenaar heeft het bezwaarschrift beoordeeld en geconcludeerd dat een vertaling noodzakelijk is voor een goede behandeling. Een individuele afweging heeft dus plaatsgevonden. Appellant heeft ter zitting bevestigd dat duidelijk was dat de brief van 7 augustus 2011 aangemerkt moest worden als een bezwaarschrift. Verder was gelet op het daarin genoemde kenmerk onmiskenbaar tegen welk besluit het gericht was. De eerste zin van het bezwaarschrift luidt: “Sie haben uns die Sozialhilfe gestoppt, aus gründen die ich nicht nachvollziehen kann.”
4.4. Daarmee was de aard van het geschil voor appellant duidelijk, dat overigens niet erg ingewikkeld is. De gebezigde taal bevindt zich op de onder 4.2 genoemde glijdende schaal aan de eenvoudige kant. Appellant had daarom betrokkenen dienen uit te nodigen voor een hoorzitting waarbij betrokkenen het bezwaar hadden kunnen toelichten. Verder is van belang dat appellant niet ontkent dat betrokkenen aan de balie bij appellant en met hun contactmanager in het Duits kunnen communiceren. Appellant heeft ten slotte bevestigd dat hij ook schriftelijke stukken van betrokkenen in het Duits heeft geaccepteerd en in het dossier heeft opgenomen. Gelet hierop valt niet in te zien dat een vertaling van het bezwaarschrift van 7 augustus 2011 voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is.
4.5. De vraag of van betrokkene [A.] verwacht mag worden dat hij de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerst, nu hij Nederlander van geboorte is, is voor een beoordeling van de vraag of een vertaling van het bezwaarschrift voor een goede behandeling van het bezwaar noodzakelijk is, niet van belang. Dit betoog kan appellant dus niet baten.
4.6. Hetgeen onder 4.4 en 4.5 is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Aanleiding bestaat om appellant te veroordelen in de proceskosten van betrokkenen in hoger beroep, begroot op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand. Verder komt voor vergoeding in aanmerking de reiskosten die betrokkenen hebben gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de Raad. Deze worden begroot op € 74,--.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt het college in de kosten van betrokkenen tot een bedrag van € 948,--, te betalen aan de griffier van de Raad;
- bepaalt dat van het college een griffierecht van € 466,-- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door O.L.H.W.I. Korte, in tegenwoordigheid van R. Scheffer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2012.
(getekend) O.L.H.W.I. Korte
(getekend) R. Scheffer