ECLI:NL:CRVB:2012:BY5191

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/934 AOW + 11/1054 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.F. Bandringa
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van AOW-pensioen bij duurzaam gescheiden leven

In deze zaak gaat het om de herziening en terugvordering van AOW-pensioen door de Sociale verzekeringsbank (Svb) van appellanten, die sinds 20 oktober 1988 duurzaam gescheiden leven. Appellanten ontvingen beiden een AOW-pensioen voor ongehuwden, maar de Svb concludeerde na onderzoek dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. De appellanten hadden bij hun aanvraag om AOW-pensioen opgegeven dat zij gehuwd waren, maar de Svb stelde vast dat zij feitelijk samenleefden, ondanks dat zij op verschillende adressen stonden ingeschreven.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van de Svb ongegrond had verklaard. De Raad oordeelde dat de Svb zich terecht had gebaseerd op het onderzoek van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam, dat had vastgesteld dat appellanten niet duurzaam gescheiden leefden. De Raad benadrukte dat duurzaam gescheiden leven niet alleen gaat om het aanhouden van afzonderlijke adressen, maar ook om de voorwaarde dat beide partners een eigen leven leiden alsof er geen huwelijk meer is.

De appellanten voerden aan dat de Svb een eigen onderzoek had moeten instellen en dat de bevindingen van het huisbezoek niet rechtmatig waren verkregen. De Raad verwierp deze argumenten en concludeerde dat de Svb de AOW-pensioenen van appellanten terecht had herzien en het teveel betaalde bedrag had teruggevorderd. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen sprake was van duurzaam gescheiden leven en dat de hoger beroepen van appellanten niet slagen.

Uitspraak

11/934 AOW, 11/1054 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2010, 10/3098 en 10/3178 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] (appellante) en [Appellant] (appellant) te [woonplaats] (appellanten)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. van Andel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens appellant heeft mr. E. van den Bogaard, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft in beide beroepszaken een verweerschrift ingediend dat betrekking heeft op beide zaken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 oktober 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Van den Bogaard. Mr. Van den Bogaard heeft meegedeeld dat hij, als kantoorgenoot van mr. Van Andel, tevens als gemachtigde van appellante optreedt. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Buskens.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellanten ontvingen beiden een ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een ongehuwde. Appellante ontvangt haar AOW-pensioen vanaf februari 2006 en appellant vanaf november 2007. Zij hebben beiden bij de aanvraag om AOW-pensioen opgegeven dat zij met elkaar gehuwd zijn, maar sinds 20 oktober 1988 duurzaam gescheiden leven. Appellante staat ingeschreven op het adres [adres A.] in [woonplaats], appellant staat ingeschreven op het adres Van [adres B.] in [woonplaats]. Appellante ontvangt naast haar AOW-pensioen maandelijks bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB).
1.2. In het kader van het project Zoeklicht heeft de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam het adres van appellante geselecteerd voor een nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de aan haar verstrekte bijstand. Op 9 en 10 februari 2009 is op haar adres aangebeld. Beide keren werd de deur opengedaan door appellant, die desgevraagd verklaarde woonachtig te zijn op het adres Van [adres B.] te [woonplaats], dat zijn echtgenote niet aanwezig was in verband met nierdialyse en dat zij op dinsdag en donderdag meestal wel thuis is. Daarop is een nader onderzoek ingesteld. Op 29 september 2009 is een huisbezoek bij appellante verricht. Appellante heeft daarbij een verklaring afgelegd. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 1 oktober 2009, waarvan een afschrift aan de Svb is gezonden. De Svb heeft uit dit rapport geconcludeerd dat, ondanks het feit dat appellanten ieder een eigen adres hebben, er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat daarom aan appellanten ten onrechte een AOW-pensioen voor een ongehuwde is toegekend.
1.3. Bij twee afzonderlijke besluiten van 5 januari 2010 heeft de Svb de AOW-pensioenen van appellanten herzien naar het bedrag voor gehuwden. Dit geldt voor appellante vanaf februari 2006 en voor appellant vanaf november 2007. Voorts heeft de Svb bij twee afzonderlijke besluiten van 6 januari 2010 het teveel betaalde AOW-pensioen van appellanten teruggevorderd. Van appellante werd € 15.059,20 en van appellant € 8.438,40 teruggevorderd.
1.4. Bij twee afzonderlijke besluiten van 24 juni 2010 (bestreden besluiten) heeft de Svb de bezwaren van appellanten tegen de besluiten van 5 en 6 januari 2010 in zoverre gegrond verklaard dat de terugwerkende kracht van de herziening is beperkt tot de helft. Dit betekent voor appellante dat haar AOW-pensioen wordt herzien vanaf 1 februari 2008 en dat de terugvordering wordt beperkt tot een bedrag van € 7.471,37. Voor appellant betekent dit dat zijn AOW-pensioen wordt herzien vanaf 1 december 2008 en dat de terugvordering wordt beperkt tot een bedrag van € 4.190,12. Daarbij heeft de Svb het standpunt ingenomen dat in de specifieke situatie van appellanten een herziening met volledige terugwerkende kracht kennelijk onredelijk is. Daarbij is van belang geacht dat appellanten bij het aanvragen van hun AOW-pensioen weliswaar ten onrechte hebben ingevuld dat zij duurzaam gescheiden leven, maar in het geval van appellanten had een nader onderzoek moeten worden ingesteld naar de feitelijke woon- en leefsituatie. Daarnaast is rekening gehouden met de financiële situatie van appellanten.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. Appellanten hebben zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij hebben daarbij aangevoerd dat de Svb zich niet had mogen baseren op het onderzoek van de DWI, maar een eigen onderzoek had moeten instellen. Appellant heeft daarbij nog specifiek aangevoerd dat hij niet is gehoord, hetgeen in strijd is met het recht op hoor en wederhoor. De bevindingen van het huisbezoek zijn niet rechtmatig verkregen en moeten daarom buiten beschouwing blijven. Voorts hebben appellanten aangevoerd dat zij destijds het aanvraagformulier naar beste weten hebben ingevuld. Zij zijn uitgegaan van de betekenis van het begrip duurzaam gescheiden leven zoals die in het algemeen taalgebruik wordt gehanteerd, namelijk dat er wel sprake is van een huwelijk maar dat zij niet meer samenwonen en ieder een eigen huishouding hebben. Dat de Svb een andere juridische betekenis aan het begrip duurzaam gescheiden leven toekent konden zij niet weten omdat de Svb daarover geen voorlichting heeft gegeven. De wijziging van het AOW-pensioen met terugwerkende kracht is daarom volgens appellanten in strijd met de rechtszekerheid.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling, waarbij hij voor de van belang zijnde wettelijke bepalingen verwijst naar de aangevallen uitspraak.
4.1. Volgens vaste rechtspraak (CRvB 25 mei 2012, LJN BW7183 en BW8122) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten eerst sprake indien het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door tenminste één van hen als bestendig is bedoeld. Dit zal moeten blijken uit de feitelijke omstandigheden van het geval.
4.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven en heeft daarbij de bevindingen van het huisbezoek en de verklaringen die appellante daarbij heeft afgelegd doorslaggevend geacht. Tijdens het huisbezoek zijn onder andere administratie, kleding en medicijnen van appellant in de woning van appellante aangetroffen. Uit de door appellante tijdens het huisbezoek afgelegde verklaring blijkt dat zij voor appellant de was doet en zijn administratie verzorgt, dat ze gezamenlijk koken en eten en dat appellant de boodschappen doet als hij bij haar is. Zij betalen dan om beurten. Als appellante daarom vraagt doet appellant ook huishoudelijke werkzaamheden. In een aanvullende verklaring heeft appellante opgemerkt dat appellant vrijwel altijd bij haar is, maar dat het voordeel is dat zij hem nu kan wegsturen als er problemen zijn. Gezien deze gegevens kan in de omstandigheden van appellanten niet worden gezegd dat ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet gehuwd.
4.3. Niet in geding is dat de gemeente ingevolge artikel 67, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB bevoegd is om informatie die van belang is voor de uitvoering van de AOW aan de Svb te verstrekken. Het onderzoek naar de woon- en leefsituatie van appellanten is ingesteld door twee handhavingspecialisten van de DWI en het rapport van 1 oktober 2009 is door hen op ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de Svb zijn conclusies heeft mogen baseren op het onderzoek van de DWI. Voorts heeft de rechtbank terecht overwogen dat voor het huisbezoek op 29 september 2009 een redelijke grond aanwezig was. Gezien de verklaringen die appellant op 9 en 10 februari 2009 heeft afgelegd kon in redelijkheid worden getwijfeld aan de juistheid van de door appellante verstrekte gegevens over haar woon- en leefsituatie. Hierbij geldt dat het stellen van vragen aan de deur omtrent feitelijke bewoning en het registreren van antwoorden daarop van degene die op aanbellen opendoet, geen huisbezoek is. Niet gebleken is immers dat de woning is binnengetreden. Voorts is aan appellante direct voorafgaand aan het huisbezoek uitleg gegeven over het doel van het huisbezoek en heeft zij hiervoor toestemming gegeven. Nu er voldoende informatie uit het huisbezoek en de verklaringen van appellante naar voren was gekomen, bestond er geen noodzaak om ook appellant nog te horen. Daarbij wordt aangetekend dat appellant in het bezwaar tegen het besluit van 5 januari 2010 de gelegenheid heeft gehad zich uit te laten over de reden van de herziening van zijn AOW-pensioen. Nadien heeft appellant ook geen gronden aangevoerd die een geheel ander licht werpen op de feitelijke omstandigheden.
4.4. De beroepsgrond dat de informatie van de Svb zodanig tekort schoot dat appellanten niet hebben kunnen begrijpen wat met het begrip duurzaam gescheiden leven werd bedoeld treft geen doel. Appellante heeft zelf in haar hoger beroepschrift verwezen naar de website van de Svb waar is aangegeven:
“Blijft u wel getrouwd, maar gaat u apart wonen, dan krijgt u het AOW-bedrag voor een alleenstaande als:
•u of uw partner niet meer wil samenwonen
•u beiden een eigen leven leidt alsof er geen huwelijk meer is
•en niet van plan bent weer bij elkaar te gaan wonen”
Appellant heeft in hoger beroep onder meer een tekst overgelegd van Judex.nl waarin onder het kopje “Alleenstaandenpensioen AOW bij duurzaam gescheiden partners en bij opname in verpleeginstelling” staat vermeld:
“U leeft duurzaam gescheiden als u beiden in een andere woning woont en elkaar maar af en toe of niet meer ziet. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat u van tafel en bed bent gescheiden of als u of uw partner is opgenomen in een verpleeginstelling.”
Appellanten hadden moeten begrijpen dat het bij het begrip duurzaam gescheiden leven niet alleen gaat om het aanhouden van afzonderlijke adressen, maar ook aan de voorwaarde dat zij beiden een eigen leven leiden alsof er geen huwelijk meer is. Gelet op de 4.2 geschetste omstandigheden was van dat laatste onmiskenbaar geen sprake. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het op de weg van appellanten ligt om zich bij eventuele onduidelijkheid over hun aanspraken tot de Svb te wenden.
4.5. Uit 4.1 tot en met 4.4 vloeit voort dat de hoger beroepen niet slagen. De aangevallen uitspraak komt daarom voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-bevestigt de aangevallen uitspraak;
-wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door J.F. Bandringa, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 december 2012.
(getekend) J.F. Bandringa
(getekend) P.J.M. Crombach
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip duurzaam gescheiden leven.
HD