ECLI:NL:CRVB:2012:BY4660

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
29 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3384 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke inschaling in afwachting van functiewaardering en rechtspositie van ambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die werkzaam was in salarisschaal 9 en per juli 2008 is aangesteld als Teamleider in salarisschaal 10. De korpsbeheerder had appellant in afwachting van een definitieve functiewaardering tijdelijk ingeschaald in salarisschaal 10, terwijl de functie indicatief gewaardeerd was op schaal 11. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze tijdelijke inschaling, omdat hij meent dat hij recht heeft op inschaling in de hogere indicatieve schaal. De rechtbank Arnhem heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit van de korpsbeheerder ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep is gegaan.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2012 heeft appellant, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. De korpsbeheerder werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. Appellant betoogde dat de besluitvorming van de korpsbeheerder in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, omdat andere coördinatoren wel in de indicatieve schaal zijn ingedeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen rechtsregel is die appellant aanspraak geeft op inschaling in de indicatieve en onzekere hogere schaalindeling. De Raad concludeert dat de tijdelijke inschaling in afwachting van de definitieve functiewaardering rechtmatig is en dat de rechtbank het beroep van appellant terecht ongegrond heeft verklaard.

De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 29 november 2012, ondertekend door de voorzitter en de leden van de Raad.

Uitspraak

11/3384 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 mei 2011, 10/4585 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Korpsbeheerder van de politieregio Gelderland-Midden (korpsbeheerder)
Datum uitspraak 29 november 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Scheggetman, hoger beroep ingesteld.
De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2012.
Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Scheggetman. De korpsbeheerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.G. Haverkamp.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant was werkzaam in een functie met bijbehorende salarisschaal 9. Appellant heeft succesvol gesolliciteerd naar de functie van Teamleider en is per juli 2008 als zodanig aangesteld, in salarisschaal 10.
1.2. Bij brief van 12 juni 2008 heeft de korpsbeheerder aan appellant kenbaar gemaakt dat de functie Teamleider indicatief gewaardeerd is op salarisschaal 11. De functie zal in een later stadium, afhankelijk van de (door)ontwikkeling van landelijk korpsprogramma Versterking Opsporing en het nieuwe Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie (LFNP), definitief gewaardeerd worden.
1.3. Bij besluit van 29 juli 2009 heeft de korpsbeheerder de indeling van appellant in salarisschaal 10, in afwachting van de definitieve waardering van de functie van Teamleider, gehandhaafd.
1.4. Bij besluit van 11 november 2010 (bestreden besluit) is dit besluit na bezwaar gehandhaafd.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, geen sprake is van persoonlijke inschaling, omdat iedereen op de afdeling van appellant is geconfronteerd met een indicatieve waardering. Appellant is van mening dat hij niet benadeeld mag worden door het feit dat de functie nog steeds niet definitief gewaardeerd is. Verder heeft appellant herhaald dat de besluitvorming van de korpsbeheerder in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, nu een aantal coördinatoren wel in de voor hem geldende indicatieve schaal is ingedeeld.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Terecht heeft de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 1 maart 2007, LJN BA0460, overwogen dat het hier gaat om een tijdelijke inschaling in afwachting van een definitieve functiewaardering met bijbehorende inschaling, waartegen artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie zich niet verzet. Dat iedereen op de afdeling van appellant met deze situatie is geconfronteerd, maakt niet dat hier in - al die gevallen - geen sprake kan zijn van een persoonlijke inschaling. Er valt geen rechtsregel aan te wijzen die appellant aanspraak geeft op inschaling in de indicatieve en dus nog onzekere hogere schaalindeling. Van belang daarbij is dat, als zijn functie alsnog wordt ingedeeld in schaal 11, daaraan terugwerkende kracht wordt verleend tot 2 juli 2009, de datum met ingang waarvan zijn tijdelijke inschaling is verlengd.
4.2. Voor zover appellant nog heeft aangevoerd dat hij veel belang heeft bij indeling in de indicatieve schaal, nu veel onduidelijkheid bestaat over zijn uitgangspositie bij de matching met functies in het toekomstige LFNP, is ter zitting gebleken dat over de uitgangspositie van appellant bij de invoering van het LFNP en de matching met de in het nieuwe functiehuis voorkomende functies met bijbehorende salarisschalen, door de korpsbeheerder aparte besluiten zullen worden genomen. Appellant kan eventuele bezwaren in een bezwaarprocedure tegen die besluiten inbrengen. Dit aspect gaat de omvang van dit geding dan ook te buiten.
4.3. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet, nu bij appellant en de coördinatoren geen sprake is van een gelijke uitgangspositie. Verwezen wordt naar hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen.
5. Voorgaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en K. Zeilemaker als leden, in tegenwoordigheid van S.K. Dekker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 november 2012.
(getekend) A. Beuker-Tikstra.
(getekend) K. Zeilemaker
RB