ECLI:NL:CRVB:2012:BY4055

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4934 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wezenuitkering op basis van niet-erkende onderwijsinstelling in Marokko

In deze zaak heeft appellant, geboren in 1985, op 26 september 2008 een wezenuitkering aangevraagd op basis van de Algemene nabestaandenwet (Anw). De Sociale verzekeringsbank (Svb) heeft deze aanvraag op 27 november 2008 geweigerd. Appellant heeft bezwaar gemaakt, waarna de Svb een onderzoek heeft ingesteld naar het onderwijs dat appellant zou hebben gevolgd in de periode van mei 2005 tot en met oktober 2006. In de bezwaarfase heeft de Svb appellant een wezenuitkering toegekend voor de periode mei 2005 tot en met maart 2006, omdat hij onderwijs in Nederland had gevolgd. Voor de periode april 2006 tot en met oktober 2006 was echter nader onderzoek in Marokko nodig, omdat appellant stelde daar onderwijs te hebben gevolgd.

De Svb heeft dit onderzoek laten uitvoeren door de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade in Rabat. De bevindingen van dit onderzoek, neergelegd in rapporten van juli, augustus en november 2009, wezen uit dat de school waar appellant onderwijs zou hebben gevolgd niet als erkende onderwijsinstelling in de zin van de Anw wordt aangemerkt. De verklaringen van de schooldirecteur werden als onbetrouwbaar beschouwd. Op 2 april 2010 heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtszaak.

De rechtbank Utrecht heeft in haar uitspraak van 8 juli 2011 het beroep van appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 12 oktober 2012 heeft appellant zijn standpunten herhaald, maar geen nieuwe bewijsstukken ingebracht. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat de Svb terecht had geoordeeld dat de verklaringen van de schooldirecteur onbetrouwbaar waren. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/4934 ANW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 8 juli 2011, 10/1535 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 23 november 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. H.M. Mauritz, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2012. Voor appellant is verschenen mr. Mauritz. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Zuidersma.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant, geboren [in] 1985, heeft op 26 september 2008 een wezenuitkering in het kader van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd. De Svb heeft bij besluit van 27 november 2008 geweigerd een wezenuitkering te verstrekken. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2. In de bezwaarfase heeft de Svb een onderzoek ingesteld naar de vraag of appellant onderwijs heeft gevolgd in de periode mei 2005 tot en met oktober 2006. In het besluit van 6 juli 2009 heeft de Svb over de periode mei 2005 tot en met maart 2006 aan appellant een wezenuitkering toegekend, omdat hij onderwijs in Nederland had gevolgd. Tegen dit besluit is geen rechtsmiddel aangewend.
1.3. Met betrekking tot de periode april 2006 tot en met oktober 2006 was nader onderzoek in Marokko nodig, omdat appellant stelde in Marokko onderwijs te hebben gevolgd. Dit onderzoek is in opdracht van de Svb uitgevoerd door de Attaché voor Sociale Zaken verbonden aan de Nederlandse ambassade te Rabat. De bevindingen daarvan zijn neergelegd in de rapporten van 13 juli 2009, 10 augustus 2009 en 2 november 2009.
1.4. Bij besluit van 2 april 2010 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Over de periode april 2006 tot en met oktober 2006 is geweigerd de gevraagde uitkering te verstrekken, omdat uit voormeld onderzoek is gebleken dat de school waar appellant stelt onderwijs te hebben gevolgd niet als erkende onderwijsinstelling in de zin van de Anw wordt aangemerkt. De door appellant ingebrachte verklaringen van de schooldirecteur - waarin staat dat appellant onderwijs heeft gevolgd op zijn school - worden niet betrouwbaar geacht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Svb terecht geoordeeld dat uit de rapportages van de sociaal Attaché op overtuigende wijze blijkt dat de verklaring(en) van de schooldirecteur onbetrouwbaar zijn. Zij heeft daartoe overwogen dat niet in geschil is dat appellant niet stond ingeschreven op de lijst van het ministerie van onderwijs te Nador. Voorts heeft de rechtbank gewezen op de brief van het Marokkaanse ministerie van onderwijs van 8 juli 2009 waarin wordt meegedeeld dat de school geen leerlingen heeft die officieel onderwijs volgen. De school schrijft personen alleen in met het doel een schoolverklaring te verkrijgen, aldus het ministerie. Het vorenstaande kan volgens de rechtbank worden bevestigd door de in het rapport van de sociaal Attaché van 2 november 2009 neergelegde verklaring van de schooldirecteur.
3. In hoger beroep heeft appellant de in eerdere instanties voorgedragen standpunten in essentie herhaald. Appellant stelt dat uit de verklaringen van de schooldirecteur van 13 oktober 2008 en 16 maart 2009 blijkt dat hij gedurende de in geding zijnde periode onderwijs heeft gevolgd in Marokko, zodat hij in aanmerking komt voor een wezenuitkering.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. De Raad kan zich geheel vinden in de uitspraak van de rechtbank en de daaraan ten gronde gelegde overwegingen, die de Raad tot de zijne maakt. Hetgeen door appellant is aangevoerd in hoger beroep heeft de Raad niet kunnen brengen tot een ander oordeel dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. In hoger beroep heeft appellant geen nadere bewijsstukken ingebracht ter onderbouwing van zijn stelling dat hij in de in het geding zijnde periode in Marokko onderwijs volgde. Het hoger beroep kan dan ook niet slagen.
4.2. De Raad ziet voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.C.W. Lange en R.C. Schoemaker als leden, in tegenwoordigheid van K.E. Haan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) K.E. Haan
KR