ECLI:NL:CRVB:2012:BY4011

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-2918 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken procesbelang na nieuwe beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 november 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak betreft een geschil over de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). Na een tussenuitspraak op 20 juli 2012, waarin de Raad een voorlopige beslissing nam, heeft het Uwv op 20 augustus 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. De appellant heeft aangegeven dat hij zich kan verenigen met deze nieuwe beslissing en heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.

Tijdens de zitting op 27 april 2012 was er al een procesgang gestart, maar door de nieuwe beslissing op bezwaar was er geen inhoudelijk geschil meer tussen partijen. De Raad heeft vastgesteld dat er geen procesbelang meer bestaat, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad heeft ook de proceskosten van de appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep toegewezen aan het Uwv, die zijn begroot op € 265,55. Dit bedrag omvat reiskosten en verblijfskosten die de appellant heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting.

De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in hoger beroep en de gevolgen van nieuwe beslissingen op bezwaar voor de ontvankelijkheid van hoger beroep. De Raad heeft de kosten die de appellant heeft gemaakt in de procedure toegewezen aan het Uwv, en heeft bepaald dat het Uwv het griffierecht van de appellant vergoedt.

Uitspraak

10/2918 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2010, 09/1009 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Duitsland (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 23 november 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 april 2012.
De Raad heeft op 20 juli 2012 een tussenuitspraak gedaan: LJN BX2516.
Het Uwv heeft op 20 augustus 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 5 september 2012 heeft appellant verzocht om een vergoeding van de gemaakte kosten.
Bij brief van 27 september 2012 heeft het Uwv hierop gereageerd.
Op verzoek van de Raad heeft appellant bij brief van 9 oktober 2012 de opgegeven kosten gespecificeerd en voorzien van bewijsstukken.
De Raad heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, waarna het onderzoek is gesloten.
OVERWEGINGEN
1. Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 20 augustus 2012 heeft het Uwv opnieuw op het bezwaar van appellant beslist. Appellant heeft de Raad bericht dat hij zich met de nieuwe beslissing op bezwaar van 20 augustus 2012 kan verenigen en heeft verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten.
2. Nu er tussen partijen geen door de Raad te beslechten inhoudelijk geschil meer bestaat, moet het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van procesbelang.
3. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 216,40 voor de reiskosten die appellant heeft gemaakt voor het bijwonen van de zitting van de Raad (openbaar vervoer 2e klas) alsmede de verblijfkosten tot een bedrag van € 49,15 in totaal
€ 265,55.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
-veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 265,55;
-bepaalt dat het Uwv het door appellant in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 150,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 november 2012.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) A.J.T.M. Bruijnis-Vermeulen
KR