ECLI:NL:CRVB:2012:BY2671

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3627 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W.J. Schoor
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de weigering van arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van nieuwe feiten

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2011, waarin zijn verzoek om terug te komen van een eerder besluit van het Uwv werd afgewezen. Het Uwv had in 1996 besloten om appellant geen arbeidsongeschiktheidsuitkering toe te kennen, een besluit dat in latere procedures als onaantastbaar werd beschouwd. Appellant heeft in de jaren daarna herhaaldelijk verzocht om herziening van dit besluit, maar het Uwv heeft deze verzoeken niet verder in behandeling genomen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een heroverweging rechtvaardigden.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 2 november 2012 geoordeeld dat appellant in zijn hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de eerdere besluiten van het Uwv zouden kunnen ondermijnen. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder een medische verklaring van zijn neuroloog, niet geaccepteerd, omdat deze niet als nieuw konden worden aangemerkt volgens de relevante wetgeving. De rechtbank had eerder al geoordeeld dat het Uwv geen medisch onderzoek hoefde te verrichten, en de Centrale Raad heeft deze conclusie bevestigd.

De Raad heeft uiteindelijk besloten dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank, voor zover deze betrekking heeft op het besluit van het Uwv, moet worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten, aangezien de Raad geen partij in de kosten heeft veroordeeld. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/3627 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 13 mei 2011, 10/1757 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 2 november 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2012. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Sluijs.
OVERWEGINGEN
1.1. De Raad verwijst voor de weergave van de voor de boordeling van dit geding relevante feiten en omstandigheden in de eerste plaats naar de overwegingen daarover in de aangevallen uitspraak.
1.2. De Raad volstaat met hier te vermelden dat het besluit van 14 oktober 1996, waarbij aan appellant met ingang van 1 april 1993 geen arbeidsongeschiktheidsuitkering is toegekend, uiteindelijk bij uitspraak van de Raad van 24 mei 2000, 98/5421, rechtens onaantastbaar is geworden. Hetzelfde geldt, zij het reeds na de uitspraak van de rechtbank van 7 augustus 2003, 02/1390, voor de handhaving op 20 juli 2001 van de weigering van 4 januari 2001 om terug te komen van het besluit van 14 oktober 1996.
1.3. In de periode van 18 juni 2007 tot en met 24 november 2009 heeft appellant verschillende malen verzocht terug te komen van het besluit van 14 oktober 1996. Appellant heeft in hoofdzaak gesteld dat hij nog steeds ziek is en niet kan werken.
2. Het Uwv heeft bij besluit van 2 december 2009 dit verzoek niet verder in behandeling genomen. De motivering - en daardoor ook de uitkomst - van dit besluit is op 18 februari 2010 gewijzigd in die zin dat niet wordt teruggekomen van het besluit van 14 oktober 1996.
3.1. Het Uwv heeft bij besluit van 25 maart 2010 (besluit 1) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 december 2009 niet-ontvankelijk verklaard. Het Uwv heeft voorts bij besluit van 30 maart 2010 (besluit 2) het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 december 2009, zoals dit is gewijzigd bij besluit van 18 februari 2009, ongegrond verklaard omdat er bij gebreke van voorgebrachte nieuwe feiten of omstandigheden geen redenen zijn om terug te komen van het besluit van 14 oktober 1996.
4.1. In beroep heeft appellant de redenen van zijn verzoek herhaald en voorts gesteld dat het Uwv geen medisch onderzoek heeft verricht. Verder heeft appellant een brief overgelegd van de neuroloog dr. M. El Bouhaddouzi van 13 juli 2010, bij wie appellant sedert juni 2000 in behandeling is.
4.2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen besluit 1 niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen besluit 2 ongegrond verklaard.
4.3. De rechtbank heeft, na in het licht van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beoordelingskader voor een verzoek als dat van appellant te hebben uiteengezet, besluit 2 onderschreven. Ook volgens de rechtbank heeft appellant voorafgaand aan het nemen van besluit 2 geen als nieuw aan te merken feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb vermeld. Voorts sluit dit beoordelingskader, aldus de rechtbank, uit dat zij een volledig medisch onderzoek laat verrichten door het Uwv. Ten slotte heeft de rechtbank - onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 19 mei 2006 (LJN AX6831) - het in 4.1 vermelde neurologisch rapport niet bij haar beoordeling betrokken omdat de bestuursrechter in procedures over de toepassing van artikel 4:6 van de Awb slechts acht mag slaan op uiterlijk in de bezwaarfase voorgedragen feiten en omstandigheden.
5. In hoger beroep heeft appellant zijn in eerdere fasen van de procedure voorgedragen gronden en argumenten in essentie herhaald. Voorts heeft hij stukken, welke reeds deel uitmaken van het bezwaardossier en betrekking hebben op het besluit van 14 oktober 1996, overgelegd. Verder heeft appellant een brief van dr. El Bouhaddouzi van 7 september 2011 overgelegd.
6.1. De Raad stelt voorop dat hij uit het hoger beroep van appellant niet anders afleidt dan dat dit alleen is gericht tegen de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op besluit 2.
6.2. Gegeven het door de rechtbank geschetste beoordelingskader als bedoeld in 4.3 ziet ook de Raad geen aanleiding het bestreden besluit voor onjuist te houden. Appellant heeft immers noch aan zijn verzoek noch aan zijn bezwaar nieuwe feiten of veranderde omstandigheden als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb ten grondslag gelegd. Er was dan ook geen reden voor het Uwv appellant op te roepen voor een (medisch) onderzoek. De in overweging 5 vermelde medische verklaring van dr. El Bouhaddouzi laat de Raad buiten beschouwing om dezelfde reden als de rechtbank, als vermeld in de laatste volzin van 4.3, deed met de in 4.1 vermelde verklaring.
6.3. Overweging 6.2 leidt de Raad tot de slotsom dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
7. Voor een veroordeling van een partij in de proceskosten van een andere partij bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door C.W.J. Schoor, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.
(getekend) C.W.J. Schoor
(getekend) Z. Karekezi
NW