ECLI:NL:CRVB:2012:BY2265
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellanten, vertegenwoordigd door A. te B., en de voormalige Raadskamer WBP van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellanten hebben beroep ingesteld tegen twee besluiten van verweerder van 12 april 2011, waarbij hun verzoek om pensioen en bijzondere voorzieningen op grond van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 werd afgewezen. De verweerder heeft het bezwaar van appellanten niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift, zoals vastgelegd in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad heeft vastgesteld dat appellanten de bezwaartermijn van zes weken hebben overschreden en dat zij geen omstandigheden hebben aangevoerd die de termijnoverschrijding kunnen verontschuldigen.
De Raad heeft overwogen dat de termijnen voor het maken van bezwaar en beroep fatale termijnen zijn, wat betekent dat bij overschrijding daarvan een niet-ontvankelijkheid dient te worden uitgesproken, tenzij er sprake is van een aanvaardbare reden voor verschoonbaarheid, zoals bedoeld in artikel 6:11 Awb. Appellanten hebben aangevoerd dat zij voor langere tijd in het buitenland verbleven en dat belangrijke post niet op tijd werd ontvangen. De Raad heeft echter geoordeeld dat het doen of nalaten iets te doen door de persoon of personen aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd voor risico van die betrokkene dient te komen. De omstandigheden die appellanten hebben aangevoerd, zoals het verzenden van het besluit in een niet herkenbare envelop, zijn niet voldoende om de termijnoverschrijding te verontschuldigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft derhalve de beroepen van appellanten ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 november 2012.