ECLI:NL:CRVB:2012:BY2258

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12-1738 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake uitbreiding huishoudelijke hulp voor burger-oorlogsslachtoffer

In deze zaak heeft appellant, geboren in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, dat op 5 december 2011 is genomen. Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellant had eerder een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer, maar deze aanvraag was in het verleden afgewezen. De Raad heeft in eerdere uitspraken vastgesteld dat appellant niet erkend kon worden als burger-oorlogsslachtoffer, omdat er geen blijvende invaliditeit was vastgesteld die voortkwam uit oorlogsgeweld.

In het bestreden besluit van 13 september 2011 werd aan appellant een vergoeding voor uitbreiding van huishoudelijke hulp toegekend, maar werd het bezwaar van appellant tegen deze beslissing niet-ontvankelijk verklaard. Appellant stelde dat zijn oogklachten wel in verband stonden met zijn oorlogservaringen, maar de Raad volgde het standpunt van verweerder dat er geen causaal verband was tussen de oorlogsomstandigheden en de oogklachten van appellant. De Raad oordeelde dat de aanvraag voor uitbreiding van huishoudelijke hulp volledig was gehonoreerd en dat het bezwaar van appellant terecht niet-ontvankelijk was verklaard.

De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van griffier J.T.P. Pot, en vond plaats op 1 november 2012. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en dat de eerdere besluiten van verweerder correct waren toegepast.

Uitspraak

12/1738 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 1 november 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 5 december 2011, kenmerk BZ01397471 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2012, waar appellant niet is verschenen, zoals tevoren was gemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant is geboren in [geboortejaar] in het voormalige Nederlands-Indië. In mei 1991 heeft hij een aanvraag ingediend om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Bij besluit van 21 juli 1992 is hierop afwijzend beslist. Bij besluit van 24 februari 1995 heeft verweerders rechtsvoorganger aanvaard dat appellant is getroffen door ongeregeldheden als bedoeld in de Wubo (verblijf in een kamp in Malang van september 1945 tot in de loop van 1946), maar hierbij is geconcludeerd dat er geen sprake was van tot blijvende invaliditeit leidend oorlogsletsel. Op die grond is appellant niet erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. In dit verband is aandacht besteed aan de door appellant bij zijn aanvraag vermelde oogklachten (recidiverende pterygiae beiderzijds) en zijn psychische klachten. Het door appellant tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 21 december 1995 ongegrond verklaard.
1.2. Bij uitspraak van 9 april 1998 heeft de Raad het door appellant tegen het besluit van
21 december 1995 ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.3. Op een verzoek om herziening van het besluit van 24 februari 1995 van appellant is bij besluit van 3 december 1998 afwijzend beslist. Bij besluit op bezwaar van 31 december 1999 is alsnog aangenomen dat sprake is van psychisch letsel als gevolg van de oorlogservaringen van appellant, dat heeft geleid tot blijvende invaliditeit in de zin van de Wubo. Aan appellant is met ingang van 1 juli 1998 de toeslag als bedoeld in artikel 19 van de Wubo toegekend. In dit besluit is het standpunt ingenomen dat de oogaandoening van appellant geen gevolg is van zijn oorlogservaringen, waarbij is overwogen dat appellant na zijn internering nog geruime tijd aan ultraviolette straling is blootgesteld, nu hij tot 1962 in de tropen heeft verbleven.
1.4. Bij besluit van 13 september 2011 is aan appellant, overeenkomstig zijn in februari 2011 door verweerder ontvangen verzoek, met ingang van 1 februari 2011 een vergoeding toegekend voor uitbreiding van de al eerder verleende vergoeding van huishoudelijke hulp van vier naar acht uur per week. Hierbij is onder meer overwogen dat de oogklachten van appellant niet in verband staan met het door hem meegemaakte oorlogsgeweld. In bezwaar heeft appellant aangevoerd dat zijn oogklachten wel in verband staan met de internering. Dit bezwaar is bij het in dit geding bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard.
2. In beroep heeft appellant zijn in bezwaar naar voren gebrachte standpunt herhaald.
3. De Raad kan verweerder volgen in het standpunt dat bij het besluit van 13 september 2011 geen nader besluit is genomen met betrekking tot het causaal verband tussen de oorlogsomstandigheden en de oogklachten van appellant. In dit besluit is hierover slechts aangesloten bij de onder 1.1 tot en met 1.3. beschreven besluiten. De aanvraag voor uitbreiding van huishoudelijke hulp is volledig gehonoreerd. Verweerder heeft het bezwaar van appellant dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4. Het beroep van appellant wordt ongegrond verklaard.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2011.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) J.T.P. Pot