ECLI:NL:CRVB:2012:BY0605
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en bewijsvoering bij niet-aangetekende post
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een bijstandsaanvraag door de Bestuurscommissie Sociale Dienst Drechtsteden. Appellante, A. te B., had zich op 15 december 2008 gemeld voor aanvullende bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Op dezelfde dag ontving zij een aanvraagformulier, met het verzoek dit uiterlijk op 22 december 2008 in te leveren. De commissie stelde vast dat appellante het formulier niet tijdig had ingeleverd en dat zij op de deadline haar verzoek om bijstand mondeling had ingetrokken. Hierdoor werd de aanvraag als niet tot stand gekomen beschouwd.
Appellante stelde dat zij op 23 december 2008 een ingevuld aanvraagformulier had verzonden, maar de commissie ontkende de ontvangst van deze brief. De Raad oordeelde dat de bewijslast voor niet-aangetekend verzonden poststukken bij de afzender ligt. Aangezien appellante niet kon aantonen dat de brief was verzonden of ontvangen, werd aangenomen dat de aanvraag niet was ingediend. Bovendien had appellante na de intrekking van haar aanvraag geen verdere actie ondernomen om haar recht op bijstand te claimen.
De rechtbank Dordrecht had eerder het beroep van appellante tegen het besluit van de commissie ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak, oordelend dat er geen aanvraag tot stand was gekomen en dat de commissie terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk had verklaard. De Raad verwierp ook het argument van appellante dat zij een hersteltermijn had moeten krijgen, aangezien er geen aanvraag was ingediend die daarvoor in aanmerking kwam. De uitspraak werd gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van M. Sahin als griffier.