ECLI:NL:CRVB:2012:BY0039

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7069 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet

In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn beroep tegen de vaststelling van zijn dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Appellant was van 2 november 2006 tot en met 31 december 2010 werkzaam als algemeen medewerker en ontving vanaf 1 maart 2011 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv had zijn dagloon vastgesteld op € 47,79, gebaseerd op 1/261 deel van het loon dat hij in het refertejaar had ontvangen.

Appellant betwistte de hoogte van het vastgestelde dagloon en stelde dat dit op basis van het aantal gewerkte uren hoger had moeten zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen bewijs had geleverd voor zijn stelling en dat het Uwv terecht was uitgegaan van de gegevens in de polisadministratie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij was overwogen dat appellant geen stukken had overgelegd die zijn standpunt onderbouwden.

De Raad concludeerde dat de vaststelling van het dagloon correct was en dat de rechtbank het beroep van appellant terecht ongegrond had verklaard. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, met J.R. Baas als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/7069 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 13 oktober 2011, 11/6624 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 12 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. L. Kuijper, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012. Mr. Kuijper is voor appellant verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
1. Appellant is van 2 november 2006 tot en met 31 december 2010 werkzaam geweest in de functie van algemeen medewerker bij [werkgever]. Hij heeft met ingang van 1 maart 2011 een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). In het besluit op bezwaar van 5 juli 2011 (bestreden besluit) waarbij hem deze uitkering is toegekend is zijn dagloon vastgesteld op € 47,79, zijnde 1/261 deel van het ontvangen loon in het refertejaar van
1 januari 2010 tot en met 31 december 2010.
2. Appellant heeft beroep ingesteld. Hierbij heeft hij, voor zover thans nog relevant, aangevoerd dat het dagloon op basis van het aantal door hem gewerkte uren op een hoger bedrag had moeten worden vastgesteld. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij overwogen dat appellant geen stukken heeft overgelegd en niet nader heeft aangevoerd waarom de dagloonberekening onjuist is.
3. Appellant heeft in hoger beroep het oordeel van de rechtbank bestreden, waarbij hij hetgeen hij in beroep heeft aangevoerd heeft herhaald. Daarop heeft het Uwv gereageerd dat het bij de berekening van het dagloon is uitgegaan van het loon voor de sociale verzekeringen zoals uit Suwinet (de administratie van het Uwv) blijkt. Het Uwv heeft er voorts op gewezen dat ook in hoger beroep niet is gebleken dat de door hem gehanteerde gegevens voor het dagloon onjuist zijn.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Uit artikel 45 van de WW en artikel 2, eerste lid, van het Besluit dagloonregels werknemersverzekeringen (BDW) volgt dat de grondslag voor de vaststelling het dagloon wordt gevormd door het loon dat de verzekerde volgens opgave van zijn werkgever daadwerkelijk heeft genoten in het aangiftetijdvak. Voorts wordt op grond van artikel 2, derde lid, van het BDW niet de genoten, maar de in het refertejaar opgebouwde vakantietoeslag bij de berekening betrokken. Het door de werkgever opgegeven loon en de door hem vermelde vakantietoeslag worden opgenomen in de polisadministratie van het Uwv.
4.2. Niet gebleken is dat het Uwv ten onrechte van de opgave opgenomen in de polisadministratie is uitgegaan. Het enkel aanvoeren dat het dagloon op een hoger bedrag had moeten worden vastgesteld is daartoe onvoldoende.
4.3. Hetgeen is overwogen onder 4.1 en 4.2 leidt tot het oordeel dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant terecht ongegrond heeft verklaard. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2012.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas