ECLI:NL:CRVB:2012:BY0039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak heeft appellant, A. te B., hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, waarin zijn beroep tegen de vaststelling van zijn dagloon door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond was verklaard. Appellant was van 2 november 2006 tot en met 31 december 2010 werkzaam als algemeen medewerker en ontving vanaf 1 maart 2011 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW). Het Uwv had zijn dagloon vastgesteld op € 47,79, gebaseerd op 1/261 deel van het loon dat hij in het refertejaar had ontvangen.
Appellant betwistte de hoogte van het vastgestelde dagloon en stelde dat dit op basis van het aantal gewerkte uren hoger had moeten zijn. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant geen bewijs had geleverd voor zijn stelling en dat het Uwv terecht was uitgegaan van de gegevens in de polisadministratie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waarbij was overwogen dat appellant geen stukken had overgelegd die zijn standpunt onderbouwden.
De Raad concludeerde dat de vaststelling van het dagloon correct was en dat de rechtbank het beroep van appellant terecht ongegrond had verklaard. De uitspraak werd gedaan door T. Hoogenboom, met J.R. Baas als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.