ECLI:NL:CRVB:2012:BX9311
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening AOW-uitkering en de invloed van WAO-uitkering op AOW-toeslag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van de AOW-uitkering van appellante. Appellante had in 2005 aan de Sociale verzekeringsbank (Svb) doorgegeven dat zij per 14 januari 2006 zou gaan samenwonen. De Svb heeft haar vervolgens medegedeeld dat zij recht had op een AOW-pensioen en de maximale toeslag voor haar jongere partner. Echter, in 2009 heeft de Svb de toeslag herzien, omdat de partner van appellante een WAO-uitkering ontving, die geheel op de AOW-toeslag in mindering werd gebracht. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard door de rechtbank.
In hoger beroep heeft appellante herhaald dat bij de vaststelling van het inkomen van haar partner ook rekening gehouden moet worden met de negatieve winst uit zijn onderneming in de jaren in geding. De Raad heeft echter geoordeeld dat op grond van artikel 6 van het Inkomensbesluit, in het geval de winst uit bedrijf negatief is, het inkomen op nihil wordt gesteld. Dit betekent dat alleen de WAO-uitkering van de partner in aanmerking wordt genomen zolang de winst negatief is. De Raad heeft geen aanknopingspunten gevonden om de toepassing van deze regel onredelijk te achten.
De Raad heeft de stelling van appellante verworpen dat de toepassing van het Inkomensbesluit leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. De expliciete keuze van de regelgever om negatieve winst op nihil te stellen, is in dit geval van toepassing. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.