ECLI:NL:CRVB:2012:BX8622

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6694 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen met korting wegens niet-verzekerde tijdvakken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, A. te B., had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had de aanvraag goedgekeurd, maar met een korting van 90% op het pensioenbedrag, omdat er 46 jaren waren vastgesteld waarin de appellant niet verzekerd was voor de AOW. De appellant heeft geen bewijs kunnen leveren dat hij gedurende deze niet-verzekerde perioden in Nederland heeft gewoond of gewerkt.

De Svb heeft onderzoek gedaan naar de werkhistorie van de appellant bij verschillende werkgevers en heeft ook navraag gedaan bij pensioenfondsen en gemeenten. De rechtbank heeft het beroep van de appellant tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de appellant aangevoerd dat hij lange periodes in Nederland heeft gewerkt en dat zijn werkgevers premies voor de volksverzekeringen hebben afgedragen.

De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van de appellant overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de Svb terecht had besloten dat de appellant niet verzekerd was voor de AOW gedurende de genoemde tijdvakken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het betalen van premies niet bepalend is voor de verplichte verzekering. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, met M.R. Schuurman als griffier, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

10/6694 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 november 2010, 10/2080 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 28 september 2012.
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2012. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft in september 2008 een aanvraagformulier voor een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene ouderdomswet (AOW) ingediend bij de Svb. Daarbij is vermeld dat appellant onder de naam [M.] heeft gewerkt bij [naam werkgever 1] te [vestigingsplaats 1], [werkgever 2] te [vestigingsplaats 2] en restaurant [werkgever 3] te [vestigingsplaats 3]. Later heeft appellant hieraan toegevoegd [werkgever 4] te [vestigingsplaats 2].
1.2. Bij besluit van 3 juni 2009 heeft de Svb aan appellant met ingang van juli 2009 een ouderdomspensioen ingevolge de AOW toegekend ter hoogte van 8% van het volledige pensioen. De korting van 92% was gebaseerd op 46 niet verzekerde jaren van appellant.
1.3. Na kennisneming van bankafschriften met daarop bijschrijvingen van salaris door [werkgever 4] heeft de Svb bij het bestreden besluit van 18 maart 2010 het bezwaar gegrond verklaard en de korting op het ouderdomspensioen van appellant nader vastgesteld op 90%. De korting is gebaseerd op de tijdvakken van 1 juli 1959 tot en met 7 augustus 1969, van 21 maart 1970 tot en met 31 mei 1971, van 1 juni 1972 tot en met 30 september 1972, van 1 januari 1973 tot en met 16 mei 1975, van 1 januari 1976 tot en met 30 april 1977 en van 2 oktober 1979 tot en met 30 juni 2009, gedurende welke appellant volgens de Svb niet verzekerd is voor de AOW.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij zich niet kan verenigen met de aangevallen uitspraak en dat hij lange periodes in Nederland heeft gewerkt en door zijn werkgever premies volksverzekeringen zijn afgedragen.
4.1. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak gemotiveerd waarom de Svb naar haar oordeel terecht heeft beslist dat appellant gedurende de onder 1.3 genoemde tijdvakken niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Raad kan zich geheel met dat oordeel verenigen en onderschrijft de gronden waarop de rechtbank tot dat oordeel is gekomen en maakt die tot de zijne. Daartoe is van belang dat de Svb onderzoek heeft gedaan bij de door appellant genoemde bedrijven onder de door appellant opgegeven namen, en dat ook de bij die bedrijven aangesloten pensioenfondsen zijn aangeschreven. Ook heeft de Svb navraag gedaan bij de gemeenten Den Haag en Rotterdam en het schakelregister geraadpleegd. Hieruit is niet gebleken dat appellant gedurende de niet verzekerde perioden in Nederland heeft gewoond of gewerkt. Appellant heeft geen informatie ingebracht die aanknopingspunten biedt voor de stelling dat het door de Svb voor appellant vastgestelde aantal verzekerde jaren onjuist zou zijn.
4.3. Naar aanleiding van appellants stelling dat wel steeds premies voor de volksverzekeringen op zijn loon zijn ingehouden, wordt opgemerkt dat in het algemeen het betalen van premie niet bepalend is voor de vraag of iemand al dan niet verplicht verzekerd is.
4.4. Hetgeen onder 4.2 en 4.3 is overwogen leidt tot de slotsom dat de Svb terecht heeft besloten dat appellant gedurende de tijdvakken genoemd onder 1.3 niet verzekerd is geweest voor de AOW. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2012.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.R. Schuurman
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.
JL