ECLI:NL:CRVB:2012:BX8574

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-7561 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een Wajong-uitkering op basis van deskundigenrapporten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Utrecht van 16 november 2011. De appellant, geboren op 20 juni 1990, had op 20 september 2009 een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd. Na een onderzoek door de verzekeringsarts werd vastgesteld dat appellant beperkingen had als gevolg van ziekte of gebrek, maar dat deze niet zodanig waren dat hij in aanmerking kwam voor de uitkering. Het Uwv had in een eerder besluit van 18 januari 2010 meegedeeld dat appellant niet in aanmerking kwam voor de Wajong-uitkering, wat in de bezwaarprocedure werd bevestigd door de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige.

De rechtbank had psychiater G.T. Gerssen als deskundige benoemd, die concludeerde dat er geen aanwijzingen waren voor een psychiatrische stoornis en dat de gedragsproblemen van appellant psychosociaal van aard waren. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep. In hoger beroep herhaalde appellant zijn stelling dat hij niet in staat was om deel te nemen aan het reguliere arbeidsproces.

De Raad overwoog dat het oordeel van de deskundige overtuigend was en dat het deskundigenrapport blijk gaf van een zorgvuldig en consistent onderzoek. De Raad bevestigde de bevindingen van de rechtbank en oordeelde dat de belasting in de geselecteerde functies de vastgestelde belastbaarheid van appellant niet overschreed. Het hoger beroep werd verworpen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/7561 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 16 november 2011, 10/2442 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.]
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 28 september 2012.
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. M. Huisman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 augustus 2012. Appellant is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A. Put.
OVERWEGINGEN
1.1. Het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong), zoals die luidden tot 1 januari 2010.
1.2. Appellant, geboren op 20 juni 1990, heeft op 20 september 2009 een uitkering ingevolge de Wajong aangevraagd. Naar aanleiding van deze aanvraag is appellant onderzocht door de verzekeringsarts. Deze heeft geconcludeerd dat sprake is van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek en heeft de beperkingen weergegeven in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd waartoe appellant in staat wordt geacht en geconcludeerd dat het verlies aan verdiencapaciteit minder dan 25% bedraagt. Bij besluit van 18 januari 2010 is appellant meegedeeld dat hij niet in aanmerking komt voor de uitkering.
1.3. In de bezwaarprocedure is appellant onderzocht door de bezwaarverzekeringsarts. Deze heeft geen aanleiding gezien af te wijken van de bevindingen van de verzekeringsarts. Na onderzoek door de bezwaararbeidsdeskundige heeft het Uwv bij besluit van 22 juni 2010 (bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4. In beroep heeft appellant een aantal (medische) stukken over zijn medische toestand ingebracht. Hij acht zich, wegens zijn beperkingen ten gevolge van zijn verstandelijke handicap en psychiatrische problematiek, niet in staat deel te nemen aan het reguliere arbeidsproces.
1.5. De rechtbank heeft psychiater G.T. Gerssen als deskundige benoemd en verzocht te rapporteren over appellants gezondheidstoestand. Psychiater Gerssen heeft appellant op 27 april 2011 onderzocht en kennis genomen van de op dat moment reeds in het dossier aanwezige (medische) gegevens. In zijn rapport van 26 mei 2011 heeft Gerssen te kennen gegeven dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor een psychiatrische stoornis. Er is bij appellant sprake van zwakbegaafdheid en cannabismisbruik, maar dit valt niet aan te merken als ziekte of gebrek. Volgens Gerssen is de hoofdproblematiek bij appellant dat, ondanks het feit dat er sprake is van affectieve verwaarlozing in zijn jeugd, de bij hem ontstane gedragsproblemen en hechtingsproblematiek niet medisch maar psychosociaal van aard zijn. In de door de verzekeringsarts vastgestelde FML kan Gerssen zich vinden.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Zij heeft geen aanleiding gezien om de conclusies van Gerssen in zijn rapport van 26 mei 2011 voor onjuist te houden. Verder heeft de rechtbank overwogen dat de belasting in de door de bezwaararbeidsdeskundige geselecteerde functies de vastgestelde belastbaarheid van appellant niet overschrijdt.
3. In hoger beroep heeft appellant zijn stelling zoals neergelegd onder 1.4 herhaald. Hij is het niet eens met de conclusies van Gerssen.
4. De Raad overweegt als volgt.
4.1. Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige kan volgen indien de door deze deskundige gebezigde motivering hem overtuigend voorkomt. Deze situatie doet zich hier voor. Het uitgebrachte deskundigenrapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Ook anderszins zijn geen omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven het rapport niet te volgen. Aldus dient te worden geconcludeerd dat de door de verzekeringsarts vastgestelde beperkingen juist zijn vastgesteld.
4.2. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat de belasting in de functies de vastgestelde belastbaarheid niet overschrijdt. De bezwaararbeidsdeskundige heeft de signaleringen die bij de geselecteerde functies zijn gepresenteerd van een toereikende motivering voorzien.
4.3. Uit hetgeen hiervoor is overwogen onder 4.1 en 4.2 vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een proceskostenveroordeling wordt geen aanleiding gezien.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2012.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.R. Schuurman
TM