ECLI:NL:CRVB:2012:BX7950

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-6424 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AOW-pensioen en de gevolgen van verhuizing naar het buitenland

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een pensioen in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellante, die in juli 2004 vanuit Nederland naar Frankrijk is verhuisd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had aan appellante medegedeeld dat zij recht had op 92% van het maximale AOW-pensioen, omdat zij gedurende vier jaren niet verzekerd was geweest. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de Svb en later door de rechtbank Amsterdam.

Appellante voerde in hoger beroep aan dat de Svb de beslistermijn had overschreden en dat zij als fiscaal partner van haar echtgenoot premies volksverzekeringen had betaald. Tevens stelde zij dat de korting op haar AOW-pensioen een belemmering vormde voor het recht op vrij verkeer binnen de EU. De Raad overwoog dat appellante zich bij vertrek uit Nederland vrijwillig had kunnen verzekeren voor de AOW, maar dat zij geen contact had opgenomen met de Svb om hierover informatie in te winnen. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de persoon die naar het buitenland verhuist is om zich te informeren over de gevolgen voor het ouderdomspensioen.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet meer voldeed aan de voorwaarden voor verzekering voor de AOW, aangezien zij geen ingezetene meer was en niet onderworpen was aan de loonbelasting in Nederland. De Raad concludeerde dat de verschillen in wettelijke stelsels van de lidstaten van de EU niet garanderen dat de overbrenging van de woonplaats naar een andere lidstaat neutraal is voor de sociale zekerheid. De uitspraak bevestigde dat Nederland de voorwaarden voor AOW-verzekering zelf mag vaststellen, en dat appellante niet automatisch verzekerd was voor de AOW vanwege haar fiscaal partnerschap.

Uitspraak

10/6424 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 oktober 2010, 10/917 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B.], Frankrijk (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 21 september 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2012. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot [naam echtgenoot appellante]. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
OVERWEGINGEN
1. Appellante, geboren 31 maart 1944, is per juli 2004 vanuit Nederland naar Frankrijk verhuisd. Met een besluit van 22 september 2009 heeft de Svb aan appellante medegedeeld dat aan haar een pensioen in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is toegekend. De hoogte bedraagt 92% van het maximale pensioen omdat appellante (afgerond) vier jaren niet verzekerd is geweest. Het bezwaar tegen dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 27 januari 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellante opnieuw aangevoerd dat de Svb de beslistermijn heeft overschreden. Daarnaast stelt zij dat zij, als fiscaal partner van haar echtgenoot, premies volksverzekeringen heeft betaald in de jaren in geding. Ten slotte meent appellante dat de korting op haar AOW-pensioen een belemmering is van het recht op vrij verkeer, zoals neergelegd in Europese wet- en regelgeving.
Overschrijding beslistermijn
4.1. Met ingang van 1 oktober 2009 is artikel 52 van de AOW gewijzigd. Sinds die datum is bepaald dat de beslistermijn in bezwaar aanvangt de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Nu de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift op 3 november 2009 eindigde en de beslistermijn dus op 4 november 2009 begon, kan niet gezegd worden dat het bestreden besluit van 27 januari 2010 is genomen na afloop van de daarvoor geldende termijn. Hierbij laat de Raad overigens in het midden of een overschrijding van de beslistermijn van invloed kan zijn op het materiële geschilpunt tussen partijen.
Korting
4.2. De Raad kan zich geheel vinden in hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak hierover heeft geoordeeld. Appellante voldoet sinds haar verhuizing naar Frankrijk in juli 2004 niet meer aan de voorwaarden voor verzekering voor de AOW, nu zij geen ingezetene meer was, noch aan de loonbelasting was onderworpen wegens arbeid in dienstbetrekking in Nederland. Evenmin is zij verzekerd op grond van het Besluit uitbreiding en beperking kring van verzekerden volksverzekeringen (Stb. 1998, 746). Dat appellante een fiscaal partnerschap voor de Nederlandse belastingwetgeving was aangegaan met haar echtgenoot maakt niet dat zij om die reden in Nederland verzekerd was voor de AOW. Het voldoen van premies is geen voorwaarde voor het verzekerd zijn voor de AOW. Overigens blijkt niet uit de stukken dat appellante premies volksverzekeringen heeft betaald in de jaren in geding.
Vrij verkeer
4.3. Artikel 39 EG (thans artikel 45 VWEU) biedt niet de garantie dat overbrenging van de woonplaats naar een andere lidstaat voor de sociale zekerheid neutraal is. Gelet op de verschillen tussen de wettelijke stelsels van de lidstaten kan een dergelijke overbrenging op het punt van de sociale zekerheid, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meer of minder voordelig of nadelig uitpakken. Het staat de lidstaten vrij zelf de aansluitvoorwaarden voor de verzekering, waaronder die voor de AOW, vast te stellen. Nederland heeft ervoor gekozen, zoals in 4.2 al is uiteengezet, verzekering aan te nemen bij ingezetenschap, dan wel onderworpenheid aan de loonbelasting. Dat Frankrijk mogelijk andere voorwaarden stelt waardoor appellante geen ouderdomspensioen uit Frankrijk ontvangt, maakt niet dat zij daarom nog steeds aan de Nederlandse verzekering onderworpen zou moeten zijn.
4.4. Appellante had zich, bij vertrek uit Nederland, vrijwillig kunnen verzekeren voor de AOW. Gesteld noch gebleken is dat zij hierover met de Svb contact heeft opgenomen. Dat zij in de veronderstelling verkeerde verzekerd te zijn vanwege het fiscaal partnerschap maakt dit niet anders, nu evenmin is gebleken dat zij op dit punt nadere informatie heeft gevraagd bij de Svb. Het is aan degene die de woonplaats naar het buitenland verlegt om de nodige informatie in te winnen over de mogelijke gevolgen voor onder andere het ouderdomspensioen.
4.5. Uit 4.1 tot en met 4.4 volgt dat de Raad de aangevallen uitspraak zal bevestigen.
5. De Raad ziet geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.E.V. Lenos, in tegenwoordigheid van G.J. van Gendt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 september 2012.
(getekend) E.E.V. Lenos
(getekend) G.J. van Gendt