ECLI:NL:CRVB:2012:BX7950
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AOW-pensioen en de gevolgen van verhuizing naar het buitenland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 september 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een pensioen in het kader van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan appellante, die in juli 2004 vanuit Nederland naar Frankrijk is verhuisd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had aan appellante medegedeeld dat zij recht had op 92% van het maximale AOW-pensioen, omdat zij gedurende vier jaren niet verzekerd was geweest. Appellante had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de Svb en later door de rechtbank Amsterdam.
Appellante voerde in hoger beroep aan dat de Svb de beslistermijn had overschreden en dat zij als fiscaal partner van haar echtgenoot premies volksverzekeringen had betaald. Tevens stelde zij dat de korting op haar AOW-pensioen een belemmering vormde voor het recht op vrij verkeer binnen de EU. De Raad overwoog dat appellante zich bij vertrek uit Nederland vrijwillig had kunnen verzekeren voor de AOW, maar dat zij geen contact had opgenomen met de Svb om hierover informatie in te winnen. De Raad benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de persoon die naar het buitenland verhuist is om zich te informeren over de gevolgen voor het ouderdomspensioen.
De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante niet meer voldeed aan de voorwaarden voor verzekering voor de AOW, aangezien zij geen ingezetene meer was en niet onderworpen was aan de loonbelasting in Nederland. De Raad concludeerde dat de verschillen in wettelijke stelsels van de lidstaten van de EU niet garanderen dat de overbrenging van de woonplaats naar een andere lidstaat neutraal is voor de sociale zekerheid. De uitspraak bevestigde dat Nederland de voorwaarden voor AOW-verzekering zelf mag vaststellen, en dat appellante niet automatisch verzekerd was voor de AOW vanwege haar fiscaal partnerschap.