ECLI:NL:CRVB:2012:BX6221
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van schuldig nalatig zijn in het betalen van AOW-premie door appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 augustus 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 22 juni 2011. Appellante, die in hoger beroep ging, werd door de Sociale verzekeringsbank (Svb) schuldig nalatig verklaard in het betalen van de verschuldigde AOW-premie. De Svb ontving van de belastingdienst informatie dat appellante een openstaande belasting- en premieschuld had van € 33.317,00 over het jaar 2001. De rechtbank oordeelde dat appellante terecht schuldig nalatig was verklaard, omdat zij niet aannemelijk had gemaakt dat de schuld was voldaan.
Appellante stelde dat er bedragen van € 46.000,00 en € 49.958,00 waren overgemaakt naar de belastingdienst, maar dat deze ten onrechte waren toegerekend aan de belastingschuld van haar echtgenoot. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de belastingdienst de overschrijvingen onterecht had toegerekend aan de aanslagen van de echtgenoot. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Svb terecht de bepalingen van de Wet financiering volksverzekeringen had toegepast.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toerekening van betalingen en de verantwoordelijkheid van de belastingdienst om aan te tonen dat betalingen correct zijn verrekend. De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.