ECLI:NL:CRVB:2012:BX6168

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3909 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • K. Zeilemaker
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
  • J.Th. Wolleswinkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functietypering en salarisschaal na reorganisatie binnen de gemeente Den Helder

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 26 mei 2011. Appellante, werkzaam bij de gemeente Den Helder, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin haar functietypering na een reorganisatie was aangepast. Appellante stelde dat haar functie niet correct was ingedeeld en dat zij ook verantwoordelijk was voor beleidsontwikkeling, wat niet tot uitdrukking kwam in de functietypering. Het college betwistte dit en stelde dat appellante voornamelijk uitvoerende taken verrichtte.

De Raad overwoog dat de taken van appellante in hoofdzaak uitvoerend van aard zijn en dat de functietypering op dit punt geen aanpassing behoeft. De indeling in hoofdgroep III bij de functiewaardering werd niet als onhoudbaar aangemerkt. Tevens werd overwogen dat er geen sprake was van een uitdrukkelijke toezegging dat de functie op niveau van salarisschaal 9 zou worden ingedeeld. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige toezeggingen in het bestuursrecht, vooral in gevallen waar het vertrouwensbeginsel wordt ingeroepen. De Raad oordeelde dat de aanpassingen in de functietypering niet leidden tot een hogere functiewaardering en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

11/3909 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 26 mei 2011, 09/2172 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Den Helder (college)
Datum uitspraak: 30 augustus 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2012. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M. Burger, advocaat, en E.I.N. Manshanden.
OVERWEGINGEN
1. Appellante vervulde vanaf juli 1994 de functie van medewerker van de sectie Kabinet van de afdeling Algemene Zaken van de gemeente Den Helder. Deze functie betrof het verrichten van administratieve taken zoals het vastleggen van afspraken van het college, het notuleren van vergaderingen en het voorbereiden van representatieve activiteiten zoals ontvangsten en jubilea. Wegens de voortreffelijke wijze waarop zij haar secretariële werkzaamheden verrichtte is zij ingaande 1 juni 2001 aangewezen als coördinator. Appellante verrichtte haar taken vooral ten behoeve van de burgemeester, maar in juni 2007 werd zij meer aanspreek- en coördinatiepunt voor alle officiële zaken rond het (hele) college. Zij werd bezoldigd naar schaal 9.
In het kader van een reorganisatie heeft het college op 17 juni 2008 een nieuw functieboek vastgesteld waarin (nieuwe) typeringen zijn opgenomen van de functies bij de gemeente Den Helder. Vervolgens is bij besluit van 26 juni 2008 de functietypering van de functie medewerker communicatie op appellante van toepassing verklaard. Het bij deze functie behorende functieniveau is (salarisschaal) 8. Nadat appellante bezwaar had gemaakt tegen dit besluit heeft het college bij het bestreden besluit van 29 juli 2009 genoemde functietypering aangepast door de volgende toevoegingen aan de kerntaken: het belast zijn met relatiemanagement, het leveren van een bijdrage aan het representatiebeleid en het vastleggen van protocollen. Dit heeft niet geleid tot een hogere functiewaardering en salarisschaal.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad het volgende.
3.1. Appellante heeft aangevoerd dat zij zich ook bezig houdt met beleidsontwikkeling en dat dit ten onrechte niet tot uitdrukking is gebracht in de functietypering. Zij heeft adviezen uitgebracht die hebben geleid tot nieuw beleid binnen de gemeente. Het college heeft dit betwist. Appellante is niet belast met het vormen van vakinhoudelijk beleid of communicatiebeleid. Daarvoor zijn andere medewerkers aangesteld, aldus het college.
3.2. Van belang is dat volgens het hier toepasselijke ODRP-functiewaarderingssysteem kenmerken van beleidsontwikkeling zijn: het ontwikkelen van een visie geldend voor de langere termijn op een breed terrein en grensoverschrijdend naar andere vakdisciplines. De Raad is niet gebleken dat appellante zich met beleidsontwikkeling in deze zin bezighoudt. Ook de door haar overgelegde producties wijzen daar niet op. De taken van appellante zijn in hoofdzaak uitvoerend van aard; zij beschrijft werkwijzen en procedures en inventariseert bekende gegevens. De functietypering behoeft op dit punt dus geen aanpassing.
3.3. Dit brengt tevens mee dat indeling in hoofdgroep III bij de functiewaardering niet als onhoudbaar is aan te merken.
3.4. Voor zover appellante heeft gesteld dat haar is toegezegd dat de typering van haar functie volgens het nieuwe functieboek een functie zou betreffen op niveau van salarisschaal 9, overweegt de Raad dat volgens zijn vaste rechtspraak (CRvB 7 maart 2007, LJN BA1791 en TAR 2007, 141) voor een in rechte te honoreren beroep op het vertrouwensbeginsel nodig is dat sprake is van een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging. Daarvan is in dit geval niet gebleken.
3.5. Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
4. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door K. Zeilemaker als voorzitter en N.J. van Vulpen-Grootjans en J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2012.
(getekend) K. Zeilemaker
(getekend) P.J.M. Crombach
HD