ECLI:NL:CRVB:2012:BX6159

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/6733 WUBO + 08/6734 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlaging van het aantal uren huishoudelijke hulp en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, gedateerd 23 augustus 2012, zijn twee beroepen behandeld die voortvloeien uit besluiten van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De appellante, erkend als burger-oorlogsslachtoffer op basis van blijvende psychische invaliditeit, had bezwaar gemaakt tegen de verlaging van het aantal vergoede uren voor huishoudelijke hulp van vier naar drie uren per week, en de stopzetting van deze vergoeding. De Raad heeft vastgesteld dat de verweerder, de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, bij het vergoeden van het aantal uren huishoudelijke hulp mocht afgaan op de door appellante verstrekte gegevens. Het argument van appellante dat er sprake was van een onjuiste opgave door persoonlijke omstandigheden of een verschrijving werd niet overtuigend geacht. Hierdoor werd het beroep met nummer 08/6733 WUBO ongegrond verklaard.

Voor het tweede beroep, 08/6734 WUBO, heeft de Raad vastgesteld dat verweerder met een nadere beslissing geheel tegemoet is gekomen aan de beroepsgronden van appellante, waardoor er geen procesbelang meer bestond bij de beoordeling van het oorspronkelijke besluit. Dit leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Raad heeft verweerder bovendien veroordeeld in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,- en bepaald dat het door appellante betaalde griffierecht van € 35,- vergoed dient te worden. De uitspraak benadrukt de rol van de verstrekte gegevens door appellante en de voorwaarden waaronder de vergoedingen voor huishoudelijke hulp worden vastgesteld.

Uitspraak

08/6733 WUBO, 08/6734 WUBO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in de gedingen tussen
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraaak 23 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Deze gedingen, die aanvankelijk zijn gevoerd door de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR), zijn in verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), voortgezet door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de - voormalige - Raadskamer WUBO van de PUR.
Namens appellante is beroep ingesteld tegen een tweetal besluiten van verweerder van 16 oktober 2008, kenmerk CR2373/2374 (hierna: bestreden besluiten). Deze betreffen de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 februari 2009 heeft verweerder twee nadere besluiten genomen, kenmerken CR2373/AVB/2009 en CR2374/AVB/2009.
Partijen hebben schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende hier van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante is op grond van blijvende psychische invaliditeit erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wubo. Aan haar is onder meer toegekend een vergoeding van de kosten van huishoudelijke hulp van ten hoogste vier uren per week.
1.2. Bij na gemaakt bezwaar genomen besluiten van 13 december 2006 heeft verweerder gehandhaafd de verlaging ingaande 1 maart 2006 van de uitbetaling van de vergoeding van de kosten voor huishoudelijke hulp van 4 uren naar 3 uren per week en de algehele stopzetting van de uitbetaling van die vergoeding ingaande 1 september 2006. Verweerder heeft daartoe besloten omdat volgens het terzake gevoerde beleid hulp van inwonende gezinsleden (in dit geval de dochter) niet voor vergoeding in aanmerking komt. De Raad heeft deze besluiten bij uitspraak van 27 september 2007, 07/451 WUBO + 07/452 WUBO, vernietigd. Dit op de grond dat de dochter niet kan worden aangemerkt als een inwonend gezinslid omdat zij een eigen gezin heeft en met dit gezin een eigen gedeelte van de woning bewoont.
1.3. Ter uitvoering van de onder 1.2 genoemde uitspraak heeft verweerder de thans bestreden besluiten genomen. Verweerder heeft de verlaging van het aantal te vergoeden uren aan huishoudelijke hulp over de periode 1 maart 2006 tot 4 september 2006 gehandhaafd (bestreden besluit I). Met ingang van 4 september 2006 is een volledige vergoeding toegekend van 4 uren per week aan huishoudelijke hulp (bestreden besluit II).
1.4. Bij besluit van 4 februari 2009 heeft verweerder bestreden besluit I ingetrokken en is alsnog een vergoeding toegekend voor de kosten in bezwaar. De vermindering van het aantal te vergoeden uren van huishoudelijke hulp over genoemde periode is echter gehandhaafd. Bestreden besluit II is eveneens bij besluit van 4 februari 2009 ingetrokken, in die zin dat de toegekende vergoeding voor huishoudelijke hulp ingaande 4 september 2006 is gehandhaafd en alsnog een vergoeding van de kosten van bezwaar is toegekend.
2. De Raad overweegt als volgt.
2.1. Beroep 08/6733 WUBO
2.1.1. Zoals door de Raad al is verwoord in zijn onder 1.2 genoemde uitspraak heeft verweerder bij het vergoeden van het aantal uren van de huishoudelijk hulp mogen afgaan op de door appellante zelf verstrekte gegevens. Geen aanleiding wordt gezien om nu tot een ander oordeel te komen. Appellante heeft in haar declaratie van januari 2006 expliciet aangegeven dat zij per week 3 uren huishoudelijke hulp heeft. Het betoog dat er sprake is van een onjuiste opgave die werd veroorzaakt door persoonlijke omstandigheden dan wel berust op een verschrijving wordt onvoldoende overtuigend geacht.
2.1.2. Het beroep van appellante dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
2.2. Beroep 08/6734 WUBO
2.2.1. Met het nadere besluit van 4 februari 2009 is bestreden besluit II ingetrokken en met dat besluit is geheel aan de beroepsgronden van appellante tegemoetgekomen. Niet is gebleken dat er nog procesbelang bestaat bij een beoordeling van het oorspronkelijke bestreden besluit. Dit brengt mee dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Raad ziet wel aanleiding het door appellante betaalde griffierecht door verweerder te laten vergoeden.
3. De Raad ziet tot slot aanleiding om verweerder in het beroep 08/6734 WUBO met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten van appellante in beroep tot een bedrag van € 322,- wegens verleende rechtsbijstand.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
-verklaart het beroep met nummer 08/6733 Wubo ongegrond;
-verklaart het beroep met nummer 08/6734 Wubo niet-ontvankelijk;
-veroordeelt verweerder in de kosten van appellante tot een bedrag van € 322,-;
-bepaalt dat verweerder aan appellante het door haar in beroep met nummer 08/6734 Wubo betaalde griffierecht van € 35,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2012.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) P.W.J. Hospel
HD