Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2011, 10/3565 (aangevallen uitspraak)
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 27 januari 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 27 januari 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 augustus 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
De uitspraak van de Raad van 27 januari 2012 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 9 november 2011 gestelde (laatste) termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij het griffierecht heeft betaald. Daarbij heeft hij een betalingsbewijs van 5 december 2011 overgelegd, waaruit blijkt dat het griffierecht is overgemaakt naar de rekening van de Raad.
Vaststaat dat het griffierecht pas op 9 december 2011 is bijgeschreven op de rekening van de Raad. Dat is na afloop van de in de brief van 9 november 2011 gestelde termijn, die eindigde op 7 december 2011. In de brief van 9 november 2011 staat duidelijk vermeld dat de dag waarop het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van de Raad, bepalend is voor de tijdigheid.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten dat het griffierecht te laat is betaald.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 112,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012.
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 22 Août 2012.