ECLI:NL:CRVB:2012:BX5690

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3784 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht in WAO-V zaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 27 januari 2012, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant, woonachtig in Marokko, had verzet aangetekend omdat hij meende dat het griffierecht tijdig was betaald. De Raad oordeelde echter dat het griffierecht pas op 9 december 2011 was bijgeschreven op de rekening van de Raad, wat na de gestelde termijn van vier weken was. De appellant had een betalingsbewijs overgelegd van 5 december 2011, maar dit bewijs was niet voldoende om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. De Raad concludeerde dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die het oordeel konden veranderen dat hij redelijkerwijs niet kon worden verweten dat het griffierecht te laat was betaald. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad besloot dat het bedrag van het te laat betaalde griffierecht van € 112,- aan appellant zou worden terugbetaald, maar er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

11/3784 WAO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2011, 10/3565 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Datum uitspraak: 22 augustus 2012
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 27 januari 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 27 januari 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 augustus 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 27 januari 2012 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 9 november 2011 gestelde (laatste) termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant verklaard dat hij het griffierecht heeft betaald. Daarbij heeft hij een betalingsbewijs van 5 december 2011 overgelegd, waaruit blijkt dat het griffierecht is overgemaakt naar de rekening van de Raad.
Vaststaat dat het griffierecht pas op 9 december 2011 is bijgeschreven op de rekening van de Raad. Dat is na afloop van de in de brief van 9 november 2011 gestelde termijn, die eindigde op 7 december 2011. In de brief van 9 november 2011 staat duidelijk vermeld dat de dag waarop het griffierecht is bijgeschreven op de rekening van de Raad, bepalend is voor de tijdigheid.
De Raad stelt vast dat appellant in verzet geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die leiden tot het oordeel dat appellant redelijkerwijs niet kan worden verweten dat het griffierecht te laat is betaald.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Het bedrag van het te laat betaalde griffierecht (€ 112,-) zal door de griffier van de Raad aan appellant worden terugbetaald.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2012.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
NW
DECISION
La Centrale Raad van Beroep (Cour d’Appel Centrale),
statue:
Déclare le recours non fondé.
Par conséquent, décidée par T.G.M. Simons en présence de D.W.M. Kaldenhoven en qualité de greffier, ainsi que prononcée en public, le 22 Août 2012.