ECLI:NL:CRVB:2012:BX4910

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-2662 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een nabestaandenuitkering ingevolge de ANW na overlijden echtgenoot

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar geen nabestaandenuitkering toe te kennen op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De Centrale Raad van Beroep heeft op 17 augustus 2012 uitspraak gedaan. Appellante, geboren in 1959 en woonachtig in Marokko, was gehuwd met een man die in 1923 was geboren en in Nederland had gewerkt. Na zijn terugkeer naar Marokko was hij verplicht verzekerd gebleven onder de volksverzekeringen. Echter, bij zijn overlijden op 18 oktober 2009 was hij niet verzekerd onder de ANW, wat de basis vormde voor de weigering van de uitkering door de Svb.

De Svb had in een eerdere beslissing op bezwaar, gedateerd 23 april 2010, het verzoek van appellante om een nabestaandenuitkering te verlenen afgewezen. De Svb stelde dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW en dat er geen recht op een Nederlandse nabestaandenuitkering bestond op basis van het sociale zekerheidsverdrag tussen Nederland en Marokko. De rechtbank Amsterdam had het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het hoger beroep.

Tijdens de zittingen op 4 mei en 20 juli 2012 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. De Raad overwoog dat de echtgenoot van appellante tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd was, maar dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren. De Raad concludeerde dat appellante geen recht had op de nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot niet verzekerd was op het moment van overlijden en dat er geen bewijs was van vrijwillige verzekering. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante werd geïnformeerd dat de Svb binnenkort een beslissing zou nemen over de postume toelating van haar echtgenoot tot de vrijwillige verzekering.

Uitspraak

11/2662 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 april 2011, 10/2794 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Marokko (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak 17 augustus 2012.
PROCESVERLOOP
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2012. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
Het onderzoek is toen ter zitting geschorst teneinde de Svb de gelegenheid te bieden een beslissing te nemen over de toelating tot de vrijwillige verzekering.
Het onderzoek ter zitting is voortgezet op 20 juli 2012. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door J.Y. van den Berg.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellante, geboren in 1959, is in 1992 in Marokko gehuwd met [naam echtgenoot], geboren in 1923, en woont in Marokko. Haar echtgenoot is in Nederland werkzaam geweest en na zijn terugkeer naar Marokko is hij verplicht verzekerd gebleven ingevolge de volksverzekeringen.
1.2. Op 18 oktober 2009 is de echtgenoot van appellante in Marokko overleden. Hij ontving voor zijn overlijden een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) voor een gehuwde alsmede een toeslag ingevolge die wet ter hoogte van 72% van de volledige toeslag. Appellante heeft aan de Svb verzocht een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
1.3. Bij beslissing op bezwaar van 23 april 2010 (bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 1 februari 2010 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW. Daarbij heeft de Svb erop gewezen dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden niet meer verplicht verzekerd was krachtens de ANW. Voorts is overwogen dat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (Verdrag) geen recht bestaat op een Nederlandse nabestaandenuitkering, nu niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was krachtens de Marokkaanse wettelijke regelingen.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard.
3.1. In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij aanspraak heeft op een nabestaandenuitkering en dat zij bereid is premie te betalen voor de vrijwillige verzekering van haar overleden echtgenoot voor de ANW.
3.2. De Svb heeft ter zitting medegedeeld dat nader is gebleken dat de echtgenoot van appellante verplicht verzekerd is gebleven ingevolge de ANW tot 1 januari 2000 en dat hij waarschijnlijk niet is geïnformeerd over de mogelijkheid zich vanaf die datum vrijwillig te verzekeren krachtens die wet. Binnenkort zal de Svb een beslissing nemen op het verzoek van appellante om haar echtgenoot alsnog - postuum - toe te laten tot de vrijwillige verzekering.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak terecht het standpunt van de Svb heeft onderschreven dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden op 18 oktober 2009 niet verzekerd was krachtens de ANW.
4.2. Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Marokko woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
4.3. Verder is de echtgenoot van appellante vanaf zijn vertrek uit Nederland tot 1 januari 2000 verplicht verzekerd gebleven op grond de sindsdien geldende Besluiten inzake de uitbreiding en beperking van de kring der verzekerden krachtens de volksverzekeringen. Deze verzekering is beëindigd per 1 januari 2000, omdat met ingang van die datum artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen van 24 december 1998, Stb. 746 (KB 746) is vervallen. Kort samengevat was in dit artikel bepaald dat ook verzekerd was krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering, zoals bijvoorbeeld een WAO-uitkering of een AOW-pensioen, ontving ter hoogte van tenminste een nader omschreven bedrag per maand. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 18 oktober 2009 niet verplicht verzekerd was krachtens de ANW. Nu niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante vrijwillig verzekerd was ingevolge de ANW moet op grond van de thans bekende gegevens geconcludeerd worden dat geen aanspraak bestaat op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
4.4. Voorts moet vastgesteld worden dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
4.5. Uit hetgeen hiervoor onder 4.1 tot en met 4.4 is overwogen vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5.1. Ten slotte wordt ter voorlichting van appellante nog opgemerkt dat de Svb binnenkort een beslissing zal nemen over de mogelijke - postume - toelating van de echtgenoot van appellante tot de vrijwillige verzekering ingevolge de ANW vanaf 1 januari 2000. Als appellante zich met deze beslissing van de Svb niet kan verenigen dan kan zij daartegen een bezwaar- en/of beroepsprocedure aanhangig maken.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2012.
(getekend) T.L. de Vries
(getekend) M.R. Schuurman
EV