ECLI:NL:CRVB:2012:BX4905
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Recht op ouderdomspensioen AOW en verzekeringsperiode echtgenoot
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) met betrekking tot haar recht op een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). Appellante, geboren in 1945, heeft altijd in Marokko gewoond en is gehuwd geweest met een man die van 17 mei 1966 tot 1 juli 1988 verzekerd was voor de AOW. De Svb had eerder vastgesteld dat de echtgenoot van appellante recht had op een ouderdomspensioen van 46% van het volledige pensioen voor een gehuwde, maar in een later besluit werd dit percentage verlaagd naar 32% voor een ongehuwde, met de stelling dat de echtgenoot niet langer verzekerd was na 1 juli 1988.
Tijdens de zittingen is appellante niet verschenen, maar de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de Svb de verzekerde periode van de echtgenoot van appellante onjuist had vastgesteld. De Raad heeft overwogen dat, op basis van de AOW-wetgeving, de echtgenoot van appellante niet verzekerd kon zijn na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, wat in zijn geval op 1 juli 1988 was. De Raad heeft het beroep van appellante gegrond verklaard en het besluit van de Svb vernietigd, waarbij is bepaald dat appellante met ingang van 1 juli 2010 recht heeft op een ouderdomspensioen ter hoogte van 46% van het volledige pensioen voor een ongehuwde.
De uitspraak is gedaan op 17 augustus 2012, waarbij de Raad ook heeft bepaald dat de Svb het door appellante betaalde griffierecht moet vergoeden. De Centrale Raad van Beroep heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam vernietigd, die het beroep van appellante ongegrond had verklaard. De Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de juiste pensioenrechten vastgesteld, waarbij de Svb is aangesproken op de gemaakte fouten in de eerdere besluiten.