ECLI:NL:CRVB:2012:BX4040
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 augustus 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 27 maart 2012, waarin haar hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Appellante had, door tussenkomst van haar bewindvoerder, tijdig een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Delft. Het college heeft deze aanvraag ingewilligd en het griffierecht van € 112,- overgemaakt naar de rekening van de bewindvoerder. Echter, de bewindvoerder heeft het griffierecht pas bijna acht weken later betaald, wat buiten de gestelde termijn viel.
De Raad overwoog dat appellante niet verweten kan worden dat het griffierecht niet tijdig is betaald, aangezien zij zelf binnen de gestelde termijn actie heeft ondernomen. De eerdere uitspraak van de Raad werd dan ook vernietigd en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet, in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 30 november 2011.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak bevestigd dat de omstandigheden rondom de betaling van het griffierecht niet aan appellante kunnen worden toegerekend, en dat er geen kosten zijn waarop een veroordeling in de proceskosten van het verzet betrekking kan hebben. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 augustus 2012.