ECLI:NL:CRVB:2012:BX3350

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
30 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5144 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 juli 2012 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep. De appellant, woonachtig in België, had zijn hogerberoepschrift te laat ingediend, nadat hij eerder op 18 januari 2012 door de Raad was geïnformeerd dat zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad had vastgesteld dat een afschrift van de aangevallen uitspraak op 7 juli 2011 naar het juiste adres van appellant was verzonden, maar dat deze retour was ontvangen. Een tweede verzending op 2 augustus 2011 veranderde niets aan de termijn voor het indienen van hoger beroep, die op 18 augustus 2011 afliep. Het hogerberoepschrift werd pas op 30 augustus 2011 ter post bezorgd en op 1 september 2011 door de Raad ontvangen, wat leidde tot de conclusie dat het niet tijdig was ingediend.

Appellant voerde in verzet aan dat hij door familieomstandigheden in het buitenland verbleef en in het ziekenhuis was opgenomen, waardoor hij niet in staat was om de aangetekende brief af te halen. De Raad oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de appellant was om kennis te nemen van belangrijke poststukken, ook tijdens zijn verblijf in het buitenland. De Raad concludeerde dat het eerdere verzuim aan appellant kon worden tegengeworpen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de uitspraak van 18 januari 2012 onjuist maakten. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

11/5144 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 4 juli 2011, 11/1844 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats], België (appellant)
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak 30 juli 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 18 januari 2012 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 18 januari 2012 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 2 juli 2012, waar partijen - Cvz met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 18 januari 2012 berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Uit de gedingstukken blijkt dat een afschrift van de aangevallen uitspraak op 7 juli 2011 bij aangetekende brief aan het - juiste - adres van appellant is gezonden. Aangezien de rechtbank deze uitspraak retour heeft ontvangen, is de uitspraak op 2 augustus 2011 nogmaals aan appellant gezonden. Daarbij is appellant erop gewezen dat de tweede verzending van de uitspraak geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep.
De laatste dag waarop tijdig een hogerberoepschrift kon worden ingediend, was - dus - 18 augustus 2011. Het hogerberoepschrift is op 30 augustus 2011 ter post bezorgd en op 1 september 2011 bij de Raad ontvangen. Daarmee staat vast dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij niet in staat is geweest de aangetekende brief bij het postkantoor af te halen, omdat hij vanwege familieomstandigheden in het buitenland verbleef en tijdens zijn verblijf in het buitenland is opgenomen in het ziekenhuis. De echtgenote en de zoon van appellant waren niet bevoegd om aan appellant geadresseerde aangetekende brieven af te halen op het postkantoor.
Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad ligt het op de weg van een betrokkene om kennisneming en afhandeling van (belangrijke) poststukken tijdens een verblijf in het buitenland mogelijk te maken. Dat heeft appellant voorafgaand aan zijn vertrek naar het buitenland vanwege familieomstandigheden, echter niet gedaan. Dat appellant daarna tijdens zijn verblijf in het buitenland is opgenomen in het ziekenhuis, betekent niet dat het eerdere verzuim niet aan hem kan worden tegengeworpen. Nu ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de uitspraak van de Raad van 18 januari 2012 onjuist is, moet het verzet ongegrond worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2012.
(getekend) T.G.M. Simons
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
JL