ECLI:NL:CRVB:2012:BX1251

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-1261 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om gelijkstelling met vervolgde in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers

In deze zaak heeft appellante, geboren uit ouders die niet gehuwd waren, een aanvraag ingediend om gelijkgesteld te worden met vervolgde in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv). De aanvraag was gebaseerd op de internering en het ombrengen van haar vader door de Japanse bezetter in de Tweede Wereldoorlog. De Centrale Raad van Beroep heeft op 12 juli 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard.

De Raad heeft vastgesteld dat appellante bij haar geboorte de Indonesische nationaliteit van haar moeder heeft verkregen, omdat haar ouders niet gehuwd waren en haar vader haar nooit heeft erkend. Dit betekent dat appellante nooit de Nederlandse nationaliteit heeft gehad en derhalve geen aanspraken kan ontlenen aan de Wuv. De Raad heeft de verklaringen van familieleden in overweging genomen, maar concludeert dat de erkenning van appellante door haar vader niet heeft plaatsgevonden, wat cruciaal is voor de beoordeling van haar aanvraag.

De uitspraak benadrukt dat, ondanks de bevestiging van de vaderlijke relatie, de juridische status van appellante als niet-erkende dochter van haar vader haar uitsluit van de rechten die voortvloeien uit de Wuv. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen, en de beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de uitspraak.

Uitspraak

11/1261 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[A. te B.], Indonesië (appellante)
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, thans: de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
Datum uitspraak: 12 juli 2012
PROCESVERLOOP
In verband met een wijziging van taken, zoals neergelegd in de Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen (Wet van 15 april 2010, Stb. 2010, 182), is in deze zaak de Pensioen- en Uitkeringsraad als bedoeld in die wet in de plaats getreden van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR). Waar in deze uitspraak wordt gesproken van verweerder wordt daaronder in voorkomend geval (mede) verstaan de - voormalige - Raadskamer WUV van de PUR.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 1 december 2010, kenmerk BZ01162423 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2012. Voor appellante zijn verschenen [naam zus van appellante] (zus van appellante) en [naam neef van appellante] (neef van appellante). Als getuige is verschenen en gehoord [naam nicht van appellante] (nicht van appellante). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.T.M. Vroom-van Berckel.
OVERWEGINGEN
1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante heeft in oktober 2008 een aanvraag ingediend om te worden gelijkgesteld met de vervolgde in het kader van de Wuv en als zodanig in aanmerking te worden gebracht voor een periodieke uitkering en voorzieningen. Dit in verband met de internering en het ombrengen van haar vader (overleden op 2 december 1944) door de Japanse bezetter. Op deze aanvraag is afwijzend beslist bij besluit van 29 december 2009, welke afwijzing na bezwaar is gehandhaafd bij het bestreden besluit.
1.2. Bij het bestreden besluit is op grond van de in bezwaar bekend geworden gegevens, met name verklaringen van familieleden, wel aangenomen dat [C.S.] de vader was van appellante. Ook de verklaringen van de familieleden ter zitting bevestigen dit. De moeder van appellante en haar vader waren niet gehuwd. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat appellante, in tegenstelling tot haar zuster [naam zus], geboren op 24 januari 1939, nooit is erkend door haar vader. Daardoor heeft appellante bij haar geboorte de Indonesische nationaliteit van haar moeder gekregen en behouden. Nu zij niet de Nederlandse nationaliteit heeft gehad en geen vervolging in de zin van de Wuv heeft ondergaan, kan zij op grond van artikel 3 van de Wuv niet in aanmerking komen voor aanspraken op grond van die wet.
2. De Raad kan verweerder hierin volgen. Nu de ouders van appellante niet gehuwd waren, kreeg appellante bij haar geboorte de nationaliteit van haar moeder. Ook later heeft geen erkenning door haar vader plaatsgevonden, zodat appellante nooit de Nederlandse nationaliteit heeft verkregen. Hierdoor kan zij geen aanspraken aan de Wuv ontlenen. Ten tijde van de geboorte van appellante was erkenning nog niet onmogelijk door de gespannen situatie.
3. Gezien het vorenstaande moet het beroep van appellante ongegrond worden verklaard.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van M.C. Nijholt als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2012.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) M.C. Nijholt
HD