ECLI:NL:CRVB:2012:BW8762
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.F. Bandringa
- E.J. Govaers
- C.J. Borman
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand; procesbelang en ontvankelijkheid
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellante, die sinds geruime tijd bijstand ontving op basis van de Wet werk en bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Zwolle heeft op 13 november 2008 de betaling van de bijstand geblokkeerd, omdat er een gegrond vermoeden bestond dat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden. Vervolgens heeft het college op 11 december 2008 de bijstand van appellante ingetrokken met terugwerkende kracht tot 20 april 2000, en een aanzienlijk bedrag aan bijstandsuitkeringen teruggevorderd. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar het college heeft deze bezwaren ongegrond verklaard.
Appellante heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, maar de rechtbank heeft het beroep tegen de blokkering van de bijstand niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat appellante niet tijdig had aangegeven dat haar beroep gericht was tegen de intrekking en terugvordering van de bijstand, waardoor deze besluiten onherroepelijk waren geworden. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoert dat de verwarring over de beslissingen op bezwaar haar intentie om tegen de intrekking en terugvordering op te komen heeft beïnvloed.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de beroepsgrond van appellante niet slaagt. De Raad bevestigt dat het inleidend beroepschrift van appellante geen duidelijke inhoudelijke duiding bevatte van het bestreden besluit. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat appellante te laat was met haar beroep tegen de intrekking en terugvordering. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze niet op het beroep tegen de intrekking en terugvordering is beslist, maar verklaart dit beroep alsnog niet-ontvankelijk. De Raad bevestigt verder de uitspraak van de rechtbank voor het overige en bepaalt dat het college het griffierecht aan appellante vergoedt.