ECLI:NL:CRVB:2012:BW8651
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A. Beuker-Tilstra
- E. Heemsbergen
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank inzake de hoogte van de invordering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1919 in het voormalige Nederlands-Indië, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Dit besluit, gedateerd 30 november 2010, betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv) en de hoogte van de invordering van een te veel betaalde uitkering. Appellante ontving een uitkering die was verminderd tot Rp. 1.554.313,- per maand na een herziening op basis van haar pensioen. De Sociale verzekeringsbank heeft een bedrag van Rp. 41.195.709,- teruggevorderd, wat leidde tot een inhouding op de uitkering van Rp. 1.000.000,- per maand. Na bezwaar van de zoon van appellante is deze inhouding verlaagd naar Rp. 700.000,- per maand.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2012 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 26 april 2012 was appellante niet aanwezig, maar werd de verweerder vertegenwoordigd door mr. G.E. Eind. De Raad heeft vastgesteld dat de hoogte van de invordering is bepaald op basis van richtlijnen en een financieel onderzoek. Het aflossingsbedrag is vastgesteld zodat appellante voldoende middelen overhoudt voor haar maandelijkse uitgaven en het totaal verschuldigde bedrag in 48 maanden kan worden afgelost. De Raad heeft geen aanleiding gezien om het besluit van de Sociale verzekeringsbank in rechte aan te tasten, ondanks de slechte geestelijke conditie van appellante en haar armlastige woonsituatie.
De Raad heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 juni 2012.