ECLI:NL:CRVB:2012:BW8581
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning ouderdomspensioen op basis van niet-verzekerd zijn
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1939 en woonachtig in Marokko, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om haar aanvraag voor een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW) af te wijzen. De aanvraag was gedaan op basis van het feit dat haar echtgenoot, die in 1999 is overleden, mogelijk in Nederland heeft gewerkt en gewoond. De Svb had echter vastgesteld dat er geen bewijs was dat de echtgenoot van appellante verzekerd was voor de AOW, aangezien niet was aangetoond dat hij in Nederland had gewoond of gewerkt.
De rechtbank Amsterdam had eerder de beslissing van de Svb bevestigd, waarbij werd gesteld dat de Svb voldoende onderzoek had verricht en dat appellante niet had aangetoond dat haar echtgenoot in Nederland verzekerd was geweest. Appellante had documenten overgelegd, waaronder een verklaring van de Nederlandsche Wapen- en Munitiefabriek en stukken van het Algemeen Ziekenfonds, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet voldoende waren om aan te tonen dat er sprake was van ingezetenschap of arbeid in Nederland.
In hoger beroep herhaalde appellante haar standpunt dat haar echtgenoot wel degelijk in Nederland had gewerkt en dat zij haar aanvraag voldoende had onderbouwd. De Centrale Raad van Beroep onderschreef echter de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat de overgelegde documenten niet voldoende bewijs boden voor de claims van appellante. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de kosten van de procedure te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 8 juni 2012.