ECLI:NL:CRVB:2012:BW8382
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om uitbreiding van de huishoudelijke hulp op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin zijn aanvraag voor uitbreiding van de huishoudelijke hulp werd afgewezen. Appellant, erkend als burger-oorlogsslachtoffer, had in 2000 een toeslag op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) ontvangen. In 2011 verzocht hij om uitbreiding van de huishoudelijke hulp van vier naar acht uren per week, maar deze aanvraag werd afgewezen op basis van medische adviezen die concludeerden dat er geen noodzaak was voor meer hulp.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2012 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat de medische adviezen voldoende grondslag boden voor het bestreden besluit. De adviezen waren zorgvuldig opgesteld en in overeenstemming met de feiten uit de gedingstukken. De Raad stelde vast dat appellant, ondanks zijn psychische klachten, in staat was om lichte huishoudelijke werkzaamheden uit te voeren. Bijzondere omstandigheden die een afwijking van het beleid van de verweerder rechtvaardigden, zijn niet aangetoond.
De Raad concludeerde dat de echtgenote van appellant, die moeite had met huishoudelijke taken, geen reden vormde om de aanvraag voor uitbreiding van de hulp te honoreren. De gestelde verslechtering van de gezondheid van appellant na het bestreden besluit kon niet in de beoordeling worden meegenomen. De Raad verklaarde het beroep van appellant ongegrond en gaf aan dat hij bij toename van beperkingen een nieuwe aanvraag kan indienen.