ECLI:NL:CRVB:2012:BW8378

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-1874 TOG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.M.T. Berkel-Kikkert
  • M.R. Schuurman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 voor een kind met een ontwikkelingsstoornis

In deze zaak heeft appellant, de vader van een kind met een ontwikkelingsstoornis, hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG 2000). De Centrale Raad van Beroep heeft op 13 juni 2012 uitspraak gedaan. De aanvraag was afgewezen omdat de zorgscore van het kind, dat op de peildatum 1 januari 2008 en op 1 oktober 2008 tien punten bedroeg, niet voldeed aan de vereiste minimale score van twaalf punten voor kinderen van 3 tot 5 jaar en elf punten voor kinderen van 6 en 7 jaar. De Raad oordeelde dat de beoordelingsinstrumenten die door de Sociale verzekeringsbank (Svb) zijn gehanteerd, niet in strijd zijn met enige regel van recht of algemeen rechtsbeginsel. De Raad bevestigde dat voor de subcategorieën mobiliteit, gedrag en communicatie terecht geen punten zijn toegekend, omdat het kind in staat was om zelfstandig te functioneren zonder dat er significante beperkingen waren die een hogere score rechtvaardigden. De Raad concludeerde dat appellant niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming op grond van de TOG 2000, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Roermond.

Uitspraak

10/1874 TOG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 15 februari 2010, 09/1566 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 13 juni 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. drs. E.C. Spiering hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft een nader medisch stuk ingediend. De Svb heeft desgevraagd nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2012. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.F.L.B. Metz.
OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft op 16 maart 2009 een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (TOG 2000) aangevraagd ten behoeve van zijn zoon [naam zoon]. [naam zoon], geboren [in] 2002 heeft een ontwikkelingsstoornis. De eerder gestelde diagnose DCD is op 20 juli 2010 gewijzigd in een enkelvoudig MND syndroom.
1.2. Naar aanleiding van die aanvraag heeft ClientFirst op 22 april 2009 aan de Svb advies uitgebracht. In dit advies is geconcludeerd dat [naam zoon] op en na de peildatum 1 januari 2008 een score van tien punten heeft, zodat hij niet aanzienlijk meer afhankelijk is van geregelde verzorging en oppassing dan een gezond kind van dezelfde leeftijd. Geadviseerd is [naam zoon] op en na de peildatum niet gehandicapt te achten in de zin van de TOG 2000.
1.3. Bij besluit van 27 april 2009 heeft de Svb de aanvraag van appellant op grond van het in 1.2 genoemde advies met ingang van het eerste kwartaal van 2008 afgewezen.
1.4. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 27 april 2009 gemaakte bezwaar van appellant heeft ClientFirst op 8 september 2009 opnieuw advies uitgebracht aan de Svb. In dit advies is de zorgscore op en na de peildatum 1 januari 2008 vastgesteld op tien punten. Voor de subcategorieën lichaamshygiëne, alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis zijn twee punten toegekend. Voor de subcategorieën zindelijkheid, eten en drinken, medische verzorging en bezighouden, handreikingen is één punt toegekend. Voor de overige subcategorieën zijn geen punten toegekend.
1.5. Bij besluit van 28 september 2009 heeft de Svb het bezwaar tegen het besluit van 27 april 2009 op grond van het in 1.4 genoemde advies ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat met de vastgestelde zorgscore van tien punten niet wordt voldaan aan de minimale zorgscore van twaalf punten voor 3- tot en met 5-jarigen op de peildatum 1 januari 2008, en ook niet aan de minimale zorgscore van elf punten voor 6- en 7-jarigen vanaf 1 oktober 2008, zodat appellant niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 28 september 2009 ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen deze uitspraak gekeerd. Hij heeft aangevoerd dat recht bestaat op een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 met ingang van 1 januari 2008 dan wel van 1 oktober 2008. Op laatstgenoemde datum is [naam zoon] 6 jaar en is een nieuw beoordelingsinstrument in werking getreden. Aangevoerd is dat ten onrechte geen punten zijn toegekend voor de subcategorieën mobiliteit, gedrag en communicatie.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De TOG 2000 heeft tot doel ouders/verzorgers die een zeer ernstig gehandicapt kind thuis verzorgen, terwijl dit kind gelet op de aard en mate van zijn handicap in een intramurale AWBZ-instelling geplaatst zou kunnen worden, financieel tegemoet te komen.
4.2.1. In artikel 2 van de TOG 2000 is (ten tijde in geding) - bepaald dat als kind wordt aangemerkt een persoon tussen de 3 en 18 jaar, die ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard waardoor hij blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt is.
4.2.2. In artikel 3 van de TOG 2000 is (ten tijde in geding) kort gezegd bepaald dat als (voorlopig) blijvend gehandicapt wordt aangemerkt het kind dat (a) aanzienlijk meer afhankelijk is van geregelde verzorging en oppassing dan een gezond kind van dezelfde leeftijd en (b) aanspraak kan maken op opname in een AWBZ-instelling.
4.2.3. In artikel 4, eerste lid, van de TOG 2000 is (ten tijde in geding) bepaald dat de natuurlijke persoon die hier te lande woont en tot wiens huishouden het kind hier te lande op de peildag behoort, over dat kalenderkwartaal recht heeft op een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van dat kind op grond van deze regeling.
4.2.4. Bij de beoordeling of sprake is van afhankelijkheid van geregelde oppassing en verzorging als bedoeld in artikel 3, onder a, van de TOG 2000 wordt door de Svb, overeenkomstig daartoe opgestelde beleidsregels, gepubliceerd Stcrt. 2005, 109, Stcrt. 2008, 112 (Beleidsregels SVB 2008) en Stcrt. 2009, 10320 (Beleidsregels SVB 2009), vastgesteld of en in welke mate het kind is aangewezen op hulp met betrekking tot de volgende aspecten: lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging (de categorie verzorging) en gedragsproblemen, communicatiegebreken, de onmogelijkheid alleen thuis te zijn, begeleiding buitenshuis en handreikingen en begeleiding (de categorie oppassing). Per subcategorie wordt beoordeeld of het kind in sterke of in lichte mate afhankelijk is van hulp, toezicht en begeleiding. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met de mate van hulp, toezicht en begeleiding die een gezond kind van dezelfde leeftijd nodig heeft.
4.2.5. De Svb hanteerde tot 1 juli 2009 bij die beoordeling een interne uitvoeringsrichtlijn voor deskundigen, het zogenoemde Beoordelingsinstrument TOG (Beoordelingsinstrument oud). Met ingang van 1 juli 2009 hanteert de Svb het SVB Beoordelingsinstrument TOG versie 2009 (Beoordelingsinstrument 2009). De beoordelingsinstrumenten zoeken aansluiting bij de toelichting van de TOG 2000 en de door de Svb opgestelde beleidsregels. In de beoordelingsinstrumenten wordt een nadere uitwerking gegeven aan de in het beleid genoemde beoordelingsthema’s, waarbij per thema, afhankelijk van de zorgzwaarte, nul, één of twee punten worden toegekend. Om te kunnen spreken van aanzienlijk meer afhankelijk zijn van geregelde oppassing en verzorging dan een gezond kind van dezelfde leeftijd, hanteerde de Svb voor zover hier van belang in het Beoordelingsinstrument oud een minimale score van twaalf punten voor kinderen van 3 tot 5 jaar, en in het Beoordelingsinstrument 2009 een minimale score van elf punten voor kinderen van 6 en 7 jaar.
4.3. Niet is gebleken dat de beoordelingsinstrumenten als zodanig in strijd komen met enige regel van geschreven of ongeschreven recht of met enig algemeen rechtsbeginsel. De beoordelingsinstrumenten kunnen in beginsel dan ook als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 worden genomen.
4.4.1. Voor de subcategorie mobiliteit wordt ingevolge de beoordelingsinstrumenten één punt toegekend, indien het kind zich in huis zelfstandig (lopend of lopend met een hulpmiddel) kan verplaatsen en buitenshuis in beperkte mate, maar voor een langere afstand een rolstoel nodig heeft, of indien het kind zich per rolstoel verplaatst, maar zich zelfstandig binnenshuis en buitenshuis kan verplaatsen en ook zelf kan transfereren. Geen punt wordt toegekend, indien het kind zelfstandig kan lopen en traplopen en hoogstens incidenteel een rolstoel wordt geleend voor een uitstapje, of indien het kind zonder beperkingen kan lopen en traplopen.
4.4.2. Voor de subcategorie mobiliteit is terecht geen punt toegekend. Blijkens de onderzoeksbevindingen is [naam zoon] in staat om zelfstandig te lopen, heeft hij geen beperkingen op het gebied van mobiliteit, behalve dat de bewegingen houterig zijn. Hij doet aan taekwondo en doet gewoon mee met de gym op school. Dat [naam zoon] door problemen met betrekking tot sensomotoriek, tonus en hypermobiliteit ernstig uit de toon valt bij leeftijdsgenoten, zoals de kinderrevalidatiearts W.J. IJspeert heeft verklaard, doet hieraan niet af.
4.5.1. Met betrekking tot de subcategorie gedrag wordt ingevolge het Beoordelingsinstrument oud één punt toegekend indien er door een daartoe oordeelkundig professional lege artis een kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak is vastgesteld, indien er evidente gedragspathologie is of er af en toe ernstige gedragsproblemen zijn met destructief of agressief gedrag. Geen punten worden gescoord indien er geen gedocumenteerde gedragspathologie is. Ingevolge het Beoordelingsinstrument 2009 wordt één punt toegekend indien er door een daartoe oordeelkundig professional lege artis een kinderpsychiatrische diagnose op gedragspathologisch vlak is vastgesteld of als er structureel, minstens eenmaal per maand, ernstige gedragsproblemen zijn. Geen punten worden toegekend bij geen of onvoldoende gedocumenteerde gedragspathologie of bij uitsluitend gedragsproblemen of puberale reacties.
4.5.2. Voor de subcategorie gedrag is terecht geen punt toegekend. Blijkens de onderzoeksbevindingen is er geen gedocumenteerde gedragspathologie. Wel is sprake van impulsiviteit, onrust, moeilijk vrienden kunnen maken, gepest worden en noodzaak tot vaste dagstructuur. De kinderrevalidatiearts IJspeert heeft voorts gewezen op grote onzekerheden, geremdheid, onrust en onzekerheid. Volgens IJspeert is er sprake van lijdensdruk, secundaire emotionele problemen als gevolg van primaire neuropsychologische functiestoornissen. De genoemde problemen op het terrein van gedrag zijn niet van dien aard dat een punt zou moeten worden toegekend; er is geen sprake van een diagnose op gedragspathologisch vlak, evidente gedragspathologie of ernstige gedragsproblemen. In verband met de onder dit kopje genoemde problemen zijn wel punten toegekend bij de subcategorie bezighouden/handreikingen en begeleiding buitenshuis.
4.6.1. Ten aanzien van de subcategorie communicatie wordt ingevolge de beoordelingsinstrumenten één punt toegekend indien het kind wel spreekt maar de taal regelmatig niet functioneel is als gevolg van echolalie, persevereren, inadequate reactie of confabuleren, indien het kind slechts simpele wensen en eenvoudige/concrete vragen kenbaar kan maken, indien sprake is van een ZML-niveau of lager, bij een lege artis gestelde diagnose autisme of PDD-NOS, indien het kind een school bezoekt voor spraakstoornissen op grond van een spraaktaalstoornis, indien het kind technisch wel in staat is om te spreken, maar niet wordt begrepen door anderen, of indien het kind als gevolg van een gebrekkig technisch vermogen om te horen/spreken of slecht contact maakt met anderen.
Geen punt wordt toegekend indien het kind zelf contact maakt met anderen, indien het kind ook wordt verstaan en begrepen door derden, indien het wensen kenbaar kan maken, begrip heeft van dagelijkse ervaringen, indien het een gesprekje kan voeren over onderwerpen die in de belangstelling staan, of voldoende kan meekomen in het reguliere onderwijs.
4.6.2. De Svb heeft terecht geen punt toegekend voor de subcategorie communicatie. Blijkens de gedingstukken is bij [naam zoon] geen sprake van problemen in de basale communicatie en wordt op een normale manier met [naam zoon] gecommuniceerd waarbij hij zijn wensen kenbaar kan maken. Als hij rustig is, is hij goed te verstaan. In het verleden was sprake van stotteren. Dat [naam zoon] zelden rustig is, dus ook zelden rustig praat en het vaker voorkomt dat hij moeilijk te verstaan is, zacht pratend en niet duidelijk articulerend, zoals IJspeert heeft verklaard, leidt in het licht van de duidelijke criteria van de beoordelingsinstrumenten niet tot toekenning van een punt. In dit verband is van belang dat [naam zoon] het regulier onderwijs volgt en - zonder rugzakje - goed kan meekomen op school.
4.7. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt de Raad tot de conclusie dat de zorgscore voor [naam zoon] zowel op en na de peildatum 1 januari 2008 als met ingang van 1 oktober 2008 tien punten bedraagt en dat appellant daarom niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000. Dit betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van
M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.
(get.) M.R. Schuurman.
IJ