Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 14 april 2011, 10/131 (aangevallen uitspraak)
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
Argonaut Advies B.V. (Argonaut)
Datum uitspraak: 13 juni 2012
Namens appellante heeft mr. J.W. Brouwer, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Argonaut heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juni 2012. Namens appellante zijn een vriend, [P.], en mr. Broekema verschenen. Argonaut heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L. Stové en S.J. Heemstra, arts.
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1. Appellante, geboren in 1931, is rolstoelafhankelijk. Zij heeft op 9 november 2009 bij Argonaut een voorziening aangevraagd in de vorm van een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb).
1.2. Naar aanleiding van de aanvraag heeft H. Prevoo, bouwkundig / ergonomisch adviseur bij Argonaut, in zijn rapportage van 19 november 2009 geconcludeerd dat er weliswaar chronisch toetsbare persoonsgebonden beperkingen zijn, maar dat er geen ergonomische en medische redenen zijn vastgesteld waardoor reizen met de trein onmogelijk is. Vervolgens heeft Argonaut de aanvraag bij besluit van 27 november 2009 afgewezen.
1.3. Naar aanleiding van het tegen het besluit van 27 november 2009 gemaakte bezwaar heeft A.C. Bosma-Fioole, verzekeringsarts, in een rapportage van 22 januari 2010 geconcludeerd dat er geen absoluut medische indicatie is voor het uitsluitend gebruik van een taxi / taxibus. Daarbij heeft Bosma-Fioole erop gewezen dat appellante een beroep kan doen op de hulp van de Valys-chauffeur en op hulp van NS-assistentieverlening. Volgens Bosma-Fioole is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van de criteria zoals die in het Protocol inzake de afhandeling van indicatie aanvragen hoog persoonlijk kilometerbudget Bovenregionaal Vervoer Gehandicapten, versie 1 oktober 2007, (Protocol) zijn neergelegd.
1.4. Bij besluit van 29 januari 2010 (bestreden besluit) heeft Argonaut het bezwaar onder verwijzing naar het advies van 22 januari 2010 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. De in het Protocol neergelegde toekenningscriteria gaan de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Het vervoerssysteem Valys met het daarbij behorende (standaard en hoog) pkb heeft, voor zover hier van belang, als uitgangspunt dat een gehandicapte die ook met assistentie door NS Reizigers (NSR) bij het - zonodig per rolstoel - binnengaan en verlaten van de trein, met gebruikmaking van de mogelijkheid om zelf een begeleider mee te nemen en met hulp van de Valyschauffeur bij het afzetten bij en het ophalen van een station, om chronische medische redenen in het geheel niet in staat is om met de trein te reizen, recht heeft op een hoog pkb ter vervanging van de reismogelijkheid per trein. Daarbij wordt er van uitgegaan dat, uitzonderlijke gevallen daargelaten, op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, assistentie door NSR mogelijk is en dat de betrokkenen zo veel mogelijk buiten de spitsuren reizen. Factoren als gebrek aan ervaring met het Valys-systeem of een uitgebreide vervoersbehoefte spelen op zich zelf in het beoordelingskader van het Protocol in beginsel geen rol.
4.2. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is niet aannemelijk geworden dat appellante op grond van objectieve medische en ergonomische redenen niet in staat zou zijn om al dan niet met begeleiding met de trein te reizen.
4.3. De beroepsgrond dat betrokkene niet met de trein kan reizen omdat zij ieder uur naar het toilet moet en dit in de trein niet mogelijk is, treft geen doel. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2010, LJN BN1971) moet ervan worden uitgegaan dat op een substantieel aantal stations, die geografisch ook voldoende zijn gespreid, wel dergelijke sanitaire voorzieningen aanwezig zijn en tevens assistentieverlening door NSR mogelijk is. Tussen partijen is niet in geschil dat betrokkene geen gebruik kan maken van het toilet in de trein, maar daar staat tegenover dat zij de treinreis, indien nodig, kan onderbreken en/of dat zij gebruik kan maken van incontinentiemateriaal. De Raad ziet in het feit dat appellante zich niet zelfstandig kan verschonen, geen belemmering van het gebruik van incontinentiemateriaal. Zij kan immers bij aankomst en/of op de plaats van bestemming dan wel op een van de stations met sanitaire voorzieningen voor gehandicapten met hulp van een begeleider haar incontinentiemateriaal verschonen. In het licht van de beperkte strekking van het beoordelingskader van het Valys-systeem ligt het op de weg van betrokkene zelf om te zorgen voor een begeleider.
4.4. In de omstandigheid dat appellante het niet aandurft met de trein te reizen vanwege het risico op calamiteiten ziet de Raad - hoe begrijpelijk ook - geen reden die ertoe zou moeten leiden dat sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat zou moeten worden afgeweken van het Protocol. Uitgangspunt is dat zonder veel vertraging met de trein kan worden gereisd. Bij eventuele calamiteiten ligt het op de weg van de NS om aan appellante gepast alternatief vervoer aan te bieden.
4.6. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet en moet de aangevallen uitspraak worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.T. Berkel-Kikkert, in tegenwoordigheid van M.R. Schuurman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2012.
(get.) G.M.T. Berkel-Kikkert.