ECLI:NL:CRVB:2012:BW8347

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-4991 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om vergoeding van extra vakantie en uitbreiding huishoudelijke hulp

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1951 en van zigeunerafkomst, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin haar aanvraag voor een vergoeding van een extra vakantie, begeleiding bij die vakantie en uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp van vier naar acht uur per week werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard.

De afwijzing van de aanvraag voor een extra vakantie is gebaseerd op het beleid van verweerder, dat stelt dat een extra vakantie alleen vergoed wordt als er sprake is van herstel na een operatie of behandeling van een causale aandoening, of om verergering van een causale aandoening te voorkomen. De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan deze voorwaarden, aangezien de begeleiding medisch noodzakelijk moet zijn en dit niet kon worden aangetoond.

Daarnaast werd de aanvraag voor uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp afgewezen. Volgens het beleid van verweerder kan een uitbreiding naar acht uur per week alleen plaatsvinden bij zelfverwaarlozing of chaotisch gedrag als gevolg van psychische klachten. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was van zelfverwaarlozing of chaotisch gedrag bij appellante ten tijde van de aanvraag, en dat haar beperkingen voornamelijk voortkwamen uit lichamelijke klachten.

De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de afwijzing van de aanvragen door verweerder niet onredelijk was en dat het beroep van appellante ongegrond moest worden verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 7 juni 2012.

Uitspraak

11/4991 WUV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellante], te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
Datum uitspraak: 7 juni 2012
PROCESVERLOOP
Appellante heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 28 juni 2011, kenmerk BZ01310538, (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2012, waar appellante is verschenen, bijgestaan door [H.] en [K.]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Marijnissen.
OVERWEGINGEN
1. In dit geding zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1. Appellante, geboren in 1951 en van zigeunerafkomst, is gelijkgesteld met de vervolgde in 1996, op de grond dat haar psychische klachten in overwegende mate in verband staan met de vervolgingsgevolgen van haar ouders. Aan haar zijn diverse voorzieningen toegekend, waaronder een vergoeding voor vier uur huishoudelijke hulp per week.
1.2. In februari 2011 heeft appellante een aanvraag ingediend om in aanmerking te worden gebracht voor een vergoeding van een extra vakantie, begeleiding bij die vakantie en uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp van vier naar acht uur per week. Bij besluit van 15 maart 2011 is hierop afwijzend beslist, welke afwijzing na bezwaar is gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2. Naar aanleiding van hetgeen in beroep naar voren is gebracht overweegt de Raad als volgt.
2.1. Appellante is fysiek beperkt en rolstoelafhankelijk, maar haar fysieke klachten staan niet in verband met de vervolgingsgevolgen van haar ouders. Voor het standpunt van de gemachtigde van appellante dat alle klachten een gevolg zijn van de vervolging van haar ouders zijn in de voorhanden zijnde gegevens geen aanknopingspunten gevonden. Wel ondervindt zij op grond van haar met de vervolging van haar ouders in verband staande psychische klachten ook duidelijke beperkingen. Een extra vakantie wordt volgens vast beleid van verweerder alleen vergoed als sprake is van herstel na een operatie of behandeling van een causale aandoening of om te voorkomen dat er verergering optreedt van een causale aandoening. De begeleiding moet eveneens medisch noodzakelijk zijn. Hiervan is bij appellante geen sprake, zodat de weigering om een vergoeding voor extra vakantie te verlenen en begeleiding daarbij in rechte stand houdt.
2.2. De weigering om de vergoeding voor huishoudelijke hulp uit te breiden van vier naar acht uur per week kan de rechterlijke toets eveneens doorstaan. Volgens het beleid van verweerder kan pas uitbreiding naar vergoeding van acht uur per week plaatsvinden als sprake is van zelfverwaarlozing en/of chaotisch gedrag door de causale psychische klachten. Dit beleid is in vaste rechtspraak niet onredelijk geacht. Van zelfverwaarlozing en/of chaotisch gedrag als gevolg van de psychische klachten was blijkens de voorhanden zijnde gedingstukken bij appellante ten tijde in geding geen sprake. Dat de huishouding van appellante lijdt onder haar terugkerende periodes van depressie is aannemelijk, maar daarmee wordt nog niet voldaan aan genoemde criteria die gelden voor uitbreiding van extra huishoudelijke hulp naar acht uur per week. De beperkingen voor het verrichten van huishoudelijk werk werden ook met name veroorzaakt door haar lichamelijke klachten.
3. Gezien het vorenstaande dient het beroep van appellante ongegrond te worden verklaard.
4. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2012.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) E. Heemsbergen.
HD