ECLI:NL:CRVB:2012:BW8347
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om vergoeding van extra vakantie en uitbreiding huishoudelijke hulp
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1951 en van zigeunerafkomst, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, waarin haar aanvraag voor een vergoeding van een extra vakantie, begeleiding bij die vakantie en uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp van vier naar acht uur per week werd afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 juni 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van appellante ongegrond werd verklaard.
De afwijzing van de aanvraag voor een extra vakantie is gebaseerd op het beleid van verweerder, dat stelt dat een extra vakantie alleen vergoed wordt als er sprake is van herstel na een operatie of behandeling van een causale aandoening, of om verergering van een causale aandoening te voorkomen. De Raad oordeelde dat appellante niet voldeed aan deze voorwaarden, aangezien de begeleiding medisch noodzakelijk moet zijn en dit niet kon worden aangetoond.
Daarnaast werd de aanvraag voor uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp afgewezen. Volgens het beleid van verweerder kan een uitbreiding naar acht uur per week alleen plaatsvinden bij zelfverwaarlozing of chaotisch gedrag als gevolg van psychische klachten. De Raad concludeerde dat er geen bewijs was van zelfverwaarlozing of chaotisch gedrag bij appellante ten tijde van de aanvraag, en dat haar beperkingen voornamelijk voortkwamen uit lichamelijke klachten.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de afwijzing van de aanvragen door verweerder niet onredelijk was en dat het beroep van appellante ongegrond moest worden verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak werd openbaar gedaan op 7 juni 2012.