ECLI:NL:CRVB:2012:BW8043

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-5246 ZVW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2012 uitspraak gedaan op het verzet van appellant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De Raad had eerder, op 16 december 2011, het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het hogerberoepschrift niet tijdig was ingediend. Appellant stelde in zijn verzetschrift dat hij het aangetekend verzonden afschrift van de aangevallen uitspraak niet had ontvangen, omdat dit retour was gekomen als 'non-réclamé'. Hij voerde aan dat er tijdens de vakantieperiode met invalkrachten werd gewerkt bij de Franse posterijen, wat mogelijk tot problemen had geleid.

De Raad overwoog dat, volgens vaste rechtspraak, bij aangetekende verzending aan het juiste adres in beginsel wordt aangenomen dat het stuk de geadresseerde heeft bereikt. Het lag op de weg van appellant om feiten aan te voeren die de ontvangst van de post in twijfel trokken. De door appellant aangevoerde omstandigheden werden als onvoldoende beschouwd, aangezien de mededeling van de Franse posterijen van algemene aard was en niet specifiek betrekking had op de postbezorging aan appellant.

Daarom verklaarde de Raad het verzet ongegrond. Tevens werd opgemerkt dat het College voor zorgverzekeringen op 30 augustus 2011 opnieuw had beslist op het bezwaar van appellant, en dat dit besluit deel uitmaakt van het geding in hoger beroep. De Raad heeft ambtshalve kennisgenomen van een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2012, waarbij de rechtbank het beroepschrift van appellant ten onrechte niet had doorgezonden aan de Raad. Partijen zouden op korte termijn nader bericht ontvangen van de Raad. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

11/5246 ZVW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2011, 10/4393 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Frankrijk (appellant)
het College voor zorgverzekeringen (Cvz)
Datum uitspraak: 7 juni 2012
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet van 16 december 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 16 december 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 mei 2012, waar partijen met voorafgaand bericht niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 16 december 2011 - waarnaar de Raad verwijst - berust op de overwegingen dat het hogerberoepschrift niet tijdig is ingediend, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In het verzetschrift heeft appellant herhaald dat het op 20 juli 2011 door de rechtbank aangetekend verzonden afschrift van de aangevallen uitspraak, dat bij de rechtbank als “non-réclamé” (niet afgehaald) retour is ontvangen, hem niet heeft bereikt. Navraag door appellant bij de Franse posterijen heeft de mededeling opgeleverd dat in de vakantieperiode met invalkrachten wordt gewerkt en dat er dan wel eens iets mis kan gaan.
Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad wordt in geval van aangetekende verzending aan het juiste adres, in beginsel aangenomen dat het betrokken stuk de geadresseerde heeft bereikt. Het ligt dan op de weg van de geadresseerde om feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten dan wel anderszins geen sprake is geweest van een regelmatige aanbieding door de posterijen aan diens adres. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht, is daarvoor niet toereikend. De van de Franse posterijen ontvangen mededeling is van algemene aard en heeft niet specifiek betrekking op de postbezorging op het adres van appellant.
Dit betekent dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.
Aansluitend overweegt de Raad nog het volgende.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Cvz op 30 augustus 2011 opnieuw beslist op het bezwaar van appellant. Op grond van de artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Awb maakt dit besluit deel uit van het geding in hoger beroep. De niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep werkt in dit geval niet door in de ontvankelijkheid van het beroep van rechtswege (vgl. de uitspraak van de Raad van 11 april 2011, LJN BQ1718). Op dat beroep moet door de Raad dus nog, afzonderlijk, worden beslist.
De Raad heeft ambtshalve kennis gekregen van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 1 juni 2012, 11/4601, waarbij de rechtbank uitspraak heeft gedaan op het door appellant tegen het besluit van 30 augustus 2011 bij de rechtbank ingestelde beroep. De rechtbank heeft het beroepschrift van appellant - dus - ten onrechte niet doorgezonden aan de Raad.
Partijen ontvangen op korte termijn nader bericht van de Raad.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad ten slotte geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2012.
(get.) T.G.M. Simons
(get.) D.W.M. Kaldenhoven
KR