ECLI:NL:CRVB:2012:BW7802
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- C.C.W. Lange
- Rechtspraak.nl
Herziening WAO-uitkering en medische grondslag
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellant, die zich in juni 1997 ziek meldde met psychische klachten. Na een herbeoordeling in 2008, uitgevoerd door verzekeringsarts A.A.W. Haver, werd vastgesteld dat appellant lijdt aan anticipatie-angst en wisselende depressieve klachten. De verzekeringsarts concludeerde dat de beperkingen van appellant adequaat waren vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Het Uwv herzag de WAO-uitkering van appellant naar de klasse 25 tot 35% op basis van een loonverlies van 25,38%.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar de bezwaarverzekeringsarts R.M. Hulst concludeerde dat de angststoornis van appellant niet ernstig was en dat er geen aanwijzingen waren voor andere ernstige aandoeningen. De rechtbank Amsterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd vastgesteld dat de verzekeringsartsen rekening hadden gehouden met de angsten van appellant en dat de FML juist was.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die de eerdere conclusies konden onderbouwen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant in staat was om de geduide functies te vervullen. De Raad zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.