ECLI:NL:CRVB:2012:BW7771

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3704 WMO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet ongegrond tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 26 oktober 2011. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Appellante had verzocht om betaling in termijnen, maar de Raad ontving geen schriftelijk verzoek van de gemachtigde van appellante. De gemachtigde voerde aan dat appellante de brief van de Raad van 19 augustus 2011 niet had ontvangen, omdat zij op vakantie was. De Raad oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van appellante was om ervoor te zorgen dat belangrijke poststukken tijdens haar afwezigheid werden afgehandeld. De Raad stelde vast dat de aangetekende brief retour was ontvangen met de mededeling 'niet afgehaald' en dat een tweede verzending per gewone post niet was geretourneerd, wat erop wijst dat deze appellante heeft bereikt. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest en verklaarde het verzet ongegrond. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet.

Uitspraak

11/3704 WMO-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 31 mei 2011, 10/3894 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)
Datum uitspraak 4 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 oktober 2011 heeft de Raad het namens appellante door [V.] ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2011 heeft [V.] namens appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 mei 2012, waar partijen niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 26 oktober 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van
19 augustus 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft de gemachtigde van appellante aangevoerd dat hij, gelet op de financiële situatie van appellante, de Raad heeft verzocht het verschuldigde griffierecht in termijnen te mogen betalen, maar dat hij geen reactie heeft ontvangen op die brief. Verder heeft de gemachtigde aangevoerd dat appellante de brief van de Raad van 19 augustus 2011 niet heeft ontvangen, aangezien zij op vakantie was. Bij terugkomst van vakantie was de brief door TNT post reeds teruggestuurd naar de afzender.
De Raad stelt vast dat geen brief is ontvangen van de gemachtigde van appellante waarin is verzocht om betaling in termijnen. De Raad is van oordeel dat het op de weg van de gemachtigde van appellante had gelegen om hetzij dit verzoek bij aangetekende brief te doen hetzij om bij het uitblijven van een reactie op zijn - niet aangetekend verzonden - brief, bij de Raad te informeren naar de beslissing op zijn verzoek. Nu dit niet is gebeurd, kan er niet van worden uitgegaan dat voor het verstrijken van de gestelde termijn is verzocht om betaling in termijnen.
De Raad stelt verder vast dat de - aangetekend verzonden - brief van 19 augustus 2011 op 14 september 2011 bij de Raad retour is ontvangen met op de enveloppe de door TNT post aangebrachte mededeling “niet afgehaald”. Op 14 september 2011 is deze brief nogmaals - per gewone post - aan appellante gezonden. Aangezien deze zending niet retour is ontvangen bij de Raad, gaat de Raad ervan uit dat deze appellante heeft bereikt. Volgens vaste rechtspraak (ook) van de Raad ligt het bovendien op de weg van een betrokkene om kennisneming en afhandeling van (belangrijke) poststukken tijdens zijn of haar afwezigheid mogelijk te maken. Dat heeft appellante niet gedaan.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet ziet de Raad geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2012.
(get.) T.G.M. Simons
(get.) D.W.M. Kaldenhoven
TM