ECLI:NL:CRVB:2012:BW7760
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht WIA-V
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 9 december 2011, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De reden voor deze niet-ontvankelijkheid was dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Appellant, vertegenwoordigd door mr. V.H.B. ten Have, voerde aan dat het griffierecht op 29 december 2011 was betaald, maar de Raad stelde vast dat de deadline voor betaling op 21 november 2011 lag. De Raad oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die erop wezen dat de voormalige gemachtigde van appellant niet in verzuim was geweest.
Tijdens de zitting op 7 mei 2012 werd door mr. Ten Have aangevoerd dat er geen bewijs was dat appellant door de Raad was gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. De Raad concludeerde echter dat de relevante brieven, die op het juiste adres waren verzonden, niet retour waren ontvangen en dus als ontvangen konden worden beschouwd. Dit betekende dat er geen beletsel was voor de tijdige betaling van het griffierecht.
De Raad verklaarde het verzet ongegrond en besloot dat het te laat betaalde griffierecht van € 112,- aan appellant zou worden terugbetaald. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op 4 juni 2012.