Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
7 december 2011, 11/3665 (aangevallen uitspraak)
[appellant] te [woonplaats], Oostenrijk (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
Datum uitspraak: 1 juni 2012
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Svb heeft een vraag van de Raad beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 mei 2012. Appellant is daarbij – met bericht van verhindering – niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Verbeek.
1.1. Bij besluit van 7 februari 2011 heeft de Svb het aan appellant toegekende ouderdomsdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) met ingang van 1 oktober 2008 herzien naar de norm voor een gehuwde of samenwonende.
Bij besluit van 8 februari 2011 heeft de Svb het teveel betaalde pensioen ad € 7.738,83 van appellant teruggevorderd.
1.2. Bij brief gedateerd 14 maart 2011 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 februari 2011. Het bezwaarschrift is door de Svb ontvangen op 1 april 2011. Blijkens de poststempel op de envelop van het bezwaarschrift heeft appellant de brief ter post bezorgd op 25 maart 2011.
1.3. Desgevraagd heeft appellant als reden voor de termijnoverschrijding aan de Svb meegedeeld dat hij na de ontvangst van het besluit van 8 februari 2011 gelijk heeft gebeld met een medewerker van de Svb, mevrouw [H.]. In dat telefoongesprek heeft hij naar voren gebracht dat hij bezwaar aantekent, maar dat hij eerst nog een rapport wil laten opstellen met betrekking tot de medische situatie van zijn huisgenote. Dit was volgens mevrouw [H.] geen probleem. Het rapport liet door omstandigheden op zich wachten, waardoor hij te laat bezwaar heeft gemaakt.
1.4. Bij beslissing op bezwaar van 14 juni 2011 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant gericht tegen het besluit van 8 februari 2011 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Ter motivering wordt opgemerkt dat uit de poststempel valt op te maken dat het bezwaarschrift eerst na afloop van de bezwaartermijn ter post is bezorgd en dat niet gebleken is dat zich in de situatie van appellant bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank is in de aangevallen uitspraak tot het oordeel gekomen dat het bezwaarschrift tegen het besluit van 8 februari 2011 niet tijdig is ingediend en dat geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
3.1. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat hij kennelijk mevrouw [H.] van de Svb in het telefoongesprek niet goed heeft begrepen en voorts dat het rapport van de psychiater lang bij de huisarts heeft gelegen omdat deze ziek was en later is overleden.
3.2. Desgevraagd heeft de Svb aan de Raad laten weten dat van het telefoongesprek van appellant met de Svb in de bezwaarfase geen telefoonnotitie is gemaakt.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de laatste dag van de bezwaartermijn 23 maart 2011 was. De enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden is afgestempeld op 25 maart 2011. De Raad neemt dan ook als vaststaand aan – hetgeen door appellant ook niet is bestreden – dat het bezwaarschrift op 25 maart 2011, derhalve na afloop van de bezwaartermijn, ter post is bezorgd.
4.3. Tussen partijen is slechts in geschil de vraag of de overschrijding van de bezwaartermijn ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verschoonbaar is.
4.4. Onder het besluit van 8 februari 2011 is de mogelijkheid om bezwaar te maken op een juiste wijze omschreven, nu daarin is vermeld dat voor het einde van de termijn schriftelijk en gemotiveerd bezwaar moet worden gemaakt. Dat appellant binnen de termijn telefonisch heeft aangegeven het niet eens te zijn met het besluit van 8 februari 2011 en ter onderbouwing van zijn gronden nadere informatie wilde opvragen, vormt onvoldoende reden om de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar te achten. Het telefonisch maken van bezwaar is immers op grond van de Awb niet mogelijk, nog daargelaten dat mevrouw [H.], volgens eigen zeggen, appellant er op zou hebben gewezen dat hij binnen de termijn schriftelijk bezwaar moet maken. Ook de late ontvangst van het rapport in verband met de ziekte van zijn huisarts kan appellant niet baten nu voor hem de mogelijkheid bestond om schriftelijk bezwaar te maken op nader aan te voeren gronden om zo de fatale termijn van zes weken veilig te stellen. Hetgeen appellant heeft aangevoerd levert geen omstandigheden op die ertoe leiden de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten in de zin van artikel 6:11 van de Awb.
4.5. Uit 4.2 tot en met 4.4 vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2012.