ECLI:NL:CRVB:2012:BW7662

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3424 ZW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verklaring van verzet inzake griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 juni 2012 uitspraak gedaan over het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 26 oktober 2011. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was bijgeschreven op de rekening van de Raad of ter griffie was gestort. Appellant heeft verzet aangetekend, maar tijdens de zitting op 7 mei 2012 zijn partijen, met uitzondering van appellant, niet verschenen.

De Raad overweegt dat het griffierecht niet is betaald en dat appellant in verzet heeft aangevoerd dat hij geen geld heeft om het griffierecht te betalen. Echter, de Raad constateert dat appellant zich niet tijdig heeft gemeld om aan te geven dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen. Er is geen bewijs dat appellant niet in staat was om het griffierecht te voldoen. Daarom concludeert de Raad dat het verzet ongegrond is.

De beslissing van de Raad is dat het verzet ongegrond wordt verklaard en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet. Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in aanwezigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en is openbaar uitgesproken op 4 juni 2012.

Uitspraak

11/3424 ZW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2011, 09/2217 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak 4 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 26 oktober 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 26 oktober 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 7 mei 2012, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 26 oktober 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 11 augustus 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In verzet heeft appellant naar voren gebracht dat hij geen geld heeft om het verschuldigde griffierecht te betalen.
De Raad stelt vast dat appellant zich niet voor het einde van de betalingstermijn tot de Raad heeft gewend met de mededeling dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen. Niet is gebleken dat appellant daartoe niet in staat is geweest.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2012.
(get.) T.G.M. Simons
(get.) D.W.M. Kaldenhoven
RH