ECLI:NL:CRVB:2012:BW7661

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3192 WSF-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2012 uitspraak gedaan in het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak van 14 oktober 2011, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had verzet aangetekend omdat hij stelde dat hij al griffierecht had betaald voor de procedure bij de rechtbank Roermond en dat hij financieel niet in staat was om ook voor het hoger beroep griffierecht te betalen. De Raad heeft echter vastgesteld dat het griffierecht voor het hoger beroep niet was betaald en dat de appellant zich niet tijdig had gewend tot de Raad om aan te geven dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet in verzuim was en dat het verzet ongegrond verklaard moest worden.

De uitspraak van de Raad van 14 oktober 2011 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad. De appellant had pas na het verstrijken van de termijn, op 26 september 2011, verzocht om opschorting van de betalingstermijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten van het verzet te vergoeden, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.

De Raad heeft de appellant erop gewezen dat hij, nu het verzet ongegrond is verklaard, geen andere mogelijkheden meer heeft dan zich schriftelijk tot de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te wenden met het verzoek om terug te komen van de eerdere besluitvorming. De Minister is bevoegd om dit verzoek af te wijzen indien er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

11/3192 WSF-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 3 mei 2011, 10/1764 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Minister)
Datum uitspraak 5 juni 2012.
PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 14 oktober 2011 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 14 oktober 2011 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 7 mei 2012. Appellant is verschenen. De Minister is niet verschenen.
OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 14 oktober 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij - aangetekend verzonden - brief van 15 augustus 2011 gestelde termijn van vier weken is bijgeschreven op de rekening van de Raad dan wel ter griffie is gestort, en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Vaststaat dat het griffierecht niet is betaald.
In verzet heeft appellant naar voren gebracht dat hij voor de procedure bij de rechtbank Roermond al griffierecht heeft betaald en dat hij financieel niet in staat is (ook) voor het hoger beroep griffierecht te betalen.
De Raad stelt vast dat appellant zich niet voor het einde van de betalingstermijn tot de Raad heeft gewend met de mededeling dat hij niet in staat is het verschuldigde griffierecht te betalen. Eerst bij brief van 26 september 2011 heeft appellant de Raad verzocht de betalingstermijn op te schorten. Aangezien de betalingstermijn inmiddels was verstreken, heeft de Raad niet gereageerd op deze brief.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet bestaat geen aanleiding.
Naar aanleiding van het door appellant ter zitting gedane verzoek hem te laten weten welke (beroeps)mogelijkheden hij nog heeft, merkt de Raad op dat appellant niets anders meer kan doen dan zich - schriftelijk - tot de Minister wenden met het verzoek om terug te komen van de eerdere besluitvorming. Daarbij is van belang dat de Minister bevoegd (maar niet verplicht) is om een dergelijk verzoek af te wijzen indien geen sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2012.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
TM