ECLI:NL:CRVB:2012:BW7661
Centrale Raad van Beroep
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet-betaald griffierecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2012 uitspraak gedaan in het verzet van de appellant tegen een eerdere uitspraak van 14 oktober 2011, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant had verzet aangetekend omdat hij stelde dat hij al griffierecht had betaald voor de procedure bij de rechtbank Roermond en dat hij financieel niet in staat was om ook voor het hoger beroep griffierecht te betalen. De Raad heeft echter vastgesteld dat het griffierecht voor het hoger beroep niet was betaald en dat de appellant zich niet tijdig had gewend tot de Raad om aan te geven dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen. De Raad heeft geconcludeerd dat de appellant niet in verzuim was en dat het verzet ongegrond verklaard moest worden.
De uitspraak van de Raad van 14 oktober 2011 was gebaseerd op het feit dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was bijgeschreven op de rekening van de Raad. De appellant had pas na het verstrijken van de termijn, op 26 september 2011, verzocht om opschorting van de betalingstermijn. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten van het verzet te vergoeden, aangezien er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.
De Raad heeft de appellant erop gewezen dat hij, nu het verzet ongegrond is verklaard, geen andere mogelijkheden meer heeft dan zich schriftelijk tot de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te wenden met het verzoek om terug te komen van de eerdere besluitvorming. De Minister is bevoegd om dit verzoek af te wijzen indien er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.